Gepubliceerd op 09-12-2019

Centáúrium | Centáúrium mínus: Duizendguldenkruid

betekenis & definitie

Voor de verklaring van de Latijnse geslachtsnaam verwijzen we naar het artikel over de Korenbloem (Centauren). In de middeleeuwen ontstond de opvatting dat Centaurium afkomstig was van centum: honderd, en aurum: goud; want een plant die zulke geneeskrachtige eigenschappen bezat, moest wel honderd gulden (goudstukken) waard zijn en om het geheel nog eens aan te dikken, ging men spreken van duizend gulden en zo ontstond de naam Duizendguldenkruid, die de volksnaam van Hondertguldencruyt (nog in 1621 voorkomend bij Hondius) geheel heeft verdrongen. In Die Ortis Sanitatis van 1514 heet de plant reeds Duisentgulden en in de Herbarius van 1484 Dusentgulden.

Heel eigenaardig is dat Dodonaeus (1608) noch Honderdguldenkruid noch Duizendguldenkruid opgeeft als volksnaam. Wel vermeldt hij: ‘De Nederlanders heeten dit cruydt eughenlyck Santorie of Cleyne santorie: De Hoogchduytschen Tausentgulden Kraut.’ De naam Santorie is zonder meer een verbastering van Centaurium. Andere verbasterde namen zijn Centaurie, Centaurik, Santory en Centauris op Vlieland en Terschelling.

Volgens J. W. Jongens kwam in 1936 de naam Centraules nog op Terschelling voor en hij voegt er aan toe: ‘Werd vroeger algemeen gedroogd en nu ook wel gebruikt als middel tegen koorts en als zweetmiddel bij verkoudheid.

Het gold als een uitstekend vervangingsmiddel van pruimtabak en wordt nog als zodanig door sommige Terschellinger vissers gebruikt.’ In 1937 werd het kruid, dat daar in de duinvalleien voorkomt, nog verzameld en naar alle delen van ons land verkocht. Toen het als geneeskruid nog volop in de belangstelling stond, werden andere planten om aan de grote vraag te voldoen geleverd. Men gebruikte hiervoor het Wilgeroosje (Epilóbium angustifólia) en de Pekbloem (Siléne arméria).Omdat het als een uitstekend koortsmiddel bekend stond, is het niet verwonderlijk dat men namen als Koortsbloemen (Zeeuws-Vlaanderen) en Koortskruid in Kennemerland tegenkomt. Het gebruik om koorts te verdrijven is al zeer oud. Zo vinden we de plant bij Dioscorides beschreven als Febrifugia, dat is koortsverdrijver (febris: koorts, en fugare: verdrijven). In de twaalfde eeuw komen we bij Hildegard von Bingen de naam Fibercrut (Koortskruid) tegen. Een Franse volksnaam luidt thans nog Herbe à la fièvre.

De naam Gal der aarde, ook Aardgal, bij Dodonaeus Eerdtgalle, naar de bittere en galachtige smaak, is een vertaling van ƒel terrae, een naam die de Romeinen aan de plant gaven. Vooral de wortel is bitter van smaak. Het is een der bitterste planten die we kennen. Dit bittere hebben de soorten van dit geslacht gemeen met de naaste verwanten de Gentianen. Dioscorides en Plinius plaatsten ook reeds het Duizendguldenkruid in de buurt van de Gentianen. Zij deden dit echter niet naar hun natuurlijke verwantschap, maar vanwege het feit dat zij alle bitterstoffen bevatten en bitter smaakten. Gezien deze eigenschap was het volgens de sympathie - en signatuurleer geschikt om lever- en galkwalen te genezen. Uiteraard werd de plant bij vele ziekten en kwalen voorgeschreven. Het is niet doenlijk alle ziekten, kwalen en ongemakken op te sommen waartegen zij werd gebruikt. Men gebruikte het water waarin het kruid als thee was getrokken om sproeten te verwijderen. Het was ook een der voorjaarsreinigende kruiden, die, zo redeneerde men, alle lichaamsvergiften die tijdens de winter in het lichaam terechtgekomen en achtergebleven waren, verwijderden. Men nuttigde de plant op velerlei manieren, zoals in soepen, op het brood en als groente. Ook als middel om kippen die aan een of andere ziekte leden te genezen, kwam ze in aanmerking. Men deed dan het kruid in het drinkwater. Men beweerde ook dat het Duizendguldenkruid anti-magische krachten bezat; daarom hing men het in de stallen om de heksen te weren of te verdrijven. P. A. Matthiolus (1501-77) gaf de raad de plant als haarbleekmiddel te gebruiken. Men moest dan het haar wassen met water waaraan behalve loog ook Duizendguldenkruid toegevoegd was.

De Latijnse soortnaam minus beduidt kleine of kleiner. Er komen nog enkele andere soorten van dit geslacht bij ons voor, maar deze werden door de bevolking niet nader onderscheiden. Deze zijn het Fraai duizendguldenkruid (C. pulchéllum) en het Strandduizendguldenkruid (C. littorále).