Gepubliceerd op 09-12-2019

Árum | Árum maculátum: Gevlekte aronskelk

betekenis & definitie

De verklaringen omtrent de afleiding van de Latijns geslachtsnaam zijn allerminst eensluidend. Het meest waarschijnlijke is dat de naam arum bij de Romeinen en aron bij de Grieken afgeleid is van het Griekse woord aros, dat nuttig beduidt, omdat de veel zetmeel bevattende knollen als voedsel genuttigd werden. Volgens Plinius is arum afkomstig van het Egyptische ar, waaruit het Griekse aron is ontstaan, dat Slangewortel of Adderwortel beduidt.

Een oud bijgeloof was, dat wie een wortelknol bij zich droeg geen last had van adderbeten. Is het mogelijk enig verband tussen deze opvattingen te zien? Volledigheidshalve geven we de opvatting van de bekende Nederlandse botanicus Prof. dr. C.

A. J. A.

Oudemans: ‘Zekerheid omtrent de afkomstigheid van dit woord bestaat niet. Sommigen menen dat men aan het werkwoord rainoo, bevochtigen, anderen dat men aan het werkwoord aroo, bevestigen, moet denken om die te vinden. Genen beschouwden de a van Arum als welluidendheidshalve aan de volgende lettergreep toegevoegd, en herinneren, dat de Aronskelken niet anders dan op vochtige plaatsen welig tieren; dezen daarentegen beroepen zich op de vorm der bladeren, wier voetslippen te zamen aan een haak doen denken, dus aan een timmermanswerktuig, dat aris heette en waarmee, met het oog op de betekenis van aroo, niet anders dan “haak” bedoeld kan zijn.’ Een andere opvatting is dat het een latinisering van de oude Griekse plantenaam aron is, waarmede een of andere Aracea aangeduid werd.De naam Aronsstaf heeft de plant gekregen naar de stafvormige bloeikolf. Men zag hierin de staf van de hoge priester Aaron en de klankovereenkomst met arum deed een en ander nog versterken. In Numeri 17:8 lezen we: ‘Toen Mozes den volgenden dag de tent der getuigenis binnenging, zie, de Staf van Aaron, voor het huis van Levi, bloeide, hij had bloesem voortgebracht, bloemen gedragen en amandelen doen rijpen.’ Er bestaat een sage waarin wordt verhaald dat de plant is ontsproten uit de staf van Aaron, die de twee boodschappers Josue en Caleb medenamen en waaraan zij de grote druiventros uit het land van Kanaan droegen. Bij hun thuiskomst staken zij, na het fruit te hebben afgeladen, de staf in de grond en op deze plek begon onze plant te bloeien. Later werd zij dan ook het zinnebeeld van een gezegende oogst. De landbouwer meende vroeger dat hij aan de grootte van de bloeikolf kon zien of het een goed oogstjaar zou 46 worden of niet. Er waren zelfs streken waar men de grootte van het bovenste deel van de bloeikolf aannam als aanwijzing van de al of niet rijke graanoogst, terwijl het onderste deel aanwijzingen gaf omtrent de opbrengst van het hooi, de haver en de aardappelen.

De naam Aronskelk duidt, wat het tweede deel van het woord betreft, op de vorm van de bloeischede. De namen Aronswortel of Aronshnol geven geen moeilijkheden. Aronsbaard (Aronsbaert op Zuid-Beveland) wil men als volgt verklaren: ‘Waarschijnlijk heeft deze plant haar naam ontleend aan de vorm van het blad, dat van achteren met twee punten en van voren met een punt spits toeloopt als een baard.’ Het is mogelijk dat dit de verklaring kan zijn, want de bevolking kende de vorm van het blad wel degelijk. In een oud glossarium uit vroege middeleeuwen treffen we reeds de naam Aron barba aan. Deze naam Aronsbaard zou dan wel zeer oude papieren bezitten. Tevens blijkt hieruit dat de naam Aron reeds gevormd was. Bij Hildegard von Bingen (ca. 1150) komen we deze plant onder de naam Aaron tegen.

Dat men de vorm van het blad goed kende blijkt ook uit de volksnamen die op de bladvorm betrekking hebben. Zo zag men er een Kalfspoot of Kalfsvoet in, zoals men in Zuid-Holland en op Walcheren de plant noemde. Bij Dodonaeus (1608), Fuchs (1543) en in Die Ortis Sanitatis van 1514 treffen we reeds de naam Calfsvoet aan. In 1682, bij Nijlandt treffen we nog namen aan als Kalfs-voet, Aronsbaert maar eigenaardig genoeg geen Aronsstaf en Aronskelk.

De Latijnse soortnaam maculatum: gevlekt, duidt op de donker gevlekte bladeren. Ter onderscheiding van de verwilderde Italiaanse aronskelk (A. itálicum), noemde men onze inheemse soort Gevlekte aronskelk. Over dit gevlekt zijn van de bladeren ontstond de volgende legende: op Golgotha groeide de plant aan de voet van het kruis en kreeg toen spatten bloed van de Verlosser op haar bladeren; van die tijd af heeft de Aronskelk donkere vlekken op haar bladeren. Een andere legende luidde als volgt, maar deze slaat op de knalrode vruchten: behalve dat het bloed van Christus bij zijn kruisiging op de bladeren viel, kwam het ook terecht op de vruchten, die van die tijd af rood gekleurd waren. Dat deze in een tros zittende, ronde, rode vruchten wel opvielen, kunnen we opmaken uit de op Walcheren gebruikte volksnaam van Kraalpioenen.

Het heeft de Aronskelk niet ontbroken aan rake volksnamen. In het graafschap Zutphen noemde men hem Kindje-in-het-pak, dit sloeg op de bloeikolf die in de bloeischede zit als een baby in de windsels. Daarvandaan het bijgeloof om een plant in de wieg bij kleine kinderen te leggen, om hen tegen kwade invloeden en nachtmerries te beschermen. In Cornwall, Devon en Somerset in Engeland heeft de plant de overeenkomstige naam van Babe-in-the-cradle. Een andere naam is die van Vader-in-de-koekkas in Zuid-Limburg. Een naam die niet alleen voor ons land werd genoteerd is die van Dominee-op-de-preekstoel. We hebben de Engelse volksnamen van deze opvallende plant geteld, en het bleken er drieënnegentig te zijn. Naar de bloeikolf kreeg zij namen als Duivelsstokjes en Manskracht, en naar de bloeischede ontving zij de niet fantasieloze naam Hazenoren.

Vanwege de giftige bestanddelen werd de Aronskelk weinig in de geneeskunde gebruikt. De giftige eigenschap verdwijnt wanneer de wortel in gekookte toestand wordt gebruikt. In de apotheek was de plant onder diverse namen bekend: Rhizoma Ari, Tuber Ari, of Rhizoma Draconti minoris.

Als schoonheidsmiddel was de wortelknol geen onbekende. De gedroogde knol werd tot poeder gewreven en in de Franse kosmetische industrie gebruikt. Men noemde dit produkt Cypresse poeder. In Engeland verkocht men het vroeger onder de naam Portland sago. Het werd vooral aangewend om het gezicht een glad aanzien te geven en de rimpels weg te werken. Een en ander vinden we reeds bij P. A. Matthiolus (1563) vermeld.