Gepubliceerd op 09-12-2019

Antennária | Antennária dióíca: Rozenkransje

betekenis & definitie

De naam antennaria is afkomstig van het Latijnse antenna, naar de voelspriet van de insekten, want de aan de top knotsvormige verdikte haren van de manlijke bloemen lijken op de genoemde voelsprieten.

De vrouwelijke bloemen van deze tweehuizige plant zijn daarentegen draadvormig. Van het geslacht Antennaria is deze soort de enige vertegenwoordiger in ons land. Het gescheiden voorkomen van de manlijke en vrouwelijke planten vindt men in de soortnaam dioica terug. Want dioica beduidt tweehuizig. Vroeger was het Rozenkransje ondergebracht in het geslacht Gnaphalium (Droogbloemen) en had de Latijnse benaming van G. dioicum.

Bij Dodonaeus heette de plant Cleyn nagelcruydt of Gnaphalium montanum. Maar hij voegt eraan toe, dat anderen haar ook noemden Cleyn muysenoor of Pilosélla minor. Hieraan willen we ter verduidelijking toevoegen, dat onder Groot muysoorken verstaan werd Hiërácium pilosélla, dat thans in de Nederlandse flora vermeld staat als Muizeoor. Beide soorten hebben behaarde, lepelvormige bladeren, die in een rozet op de grond liggen.

De naam Rozenkransje kreeg het vanwege het gebruik om er kransjes van te vlechten, die dan in huis werden opgehangen om de behuizing tegen blikseminslag te beschutten. Aangezien de plant viltig behaard is, kreeg zij de naam van Kattepootje, een naam die men in het buitenland met een overeenkomstige naam tegenkomt. Het Rozenkransje is, mede door de beharing, geschikt om gedroogd te worden, zoals dit ook gebeurt met Edelweiss. Namen die daarop duiden zijn Strobloem, Droogbloem, Wolgras en Zevenjaarsbloem. De sterke beharing dient, aangezien de plant op droge zand- of heidegrond groeit, om te veel waterverlies door verdamping te voorkomen.

De benaming Zevenjaarsbloem duidt er duidelijk op dat men een bosje Rozenkransjes heel lang kan bewaren. Daar komt bij dat de kleur bijna niet terugloopt, zoals dit vaak bij het drogen van andere planten wel het geval is. Een nog overtuigender naam dat men het Rozenkransje lang kon bewaren is wel Immortellen of de onsterfelijken. Deze naam schijnt in het vergeetboek te zijn geraakt. Of men het plantje gebruikte om er graven mee te versieren is tot nu toe niet gebleken. Gezien de kleinheid van het kruid zal dit wel niet het geval geweest zijn.

In Twente komt de naam Heiroosje voor; dit zal een vertaling zijn geweest van het Duitse Heideröschen. In de volksgeneeskunst gebruikte men het kruid om er een thee van te trekken en aan te wenden bij borstkwalen. In Duitsland gebruikte men de plant om buikloop te stoppen, vandaar de naam van Ruhrkraut.