Gepubliceerd op 09-12-2019

Achillea | Achilléa millefólium: Duizendblad

betekenis & definitie

Het geslacht Achillea heeft deze naam gekregen omdat Achilles, de krijgsheld voor Troje en leerling van de centaur Chiron, volgens de sage, de levens van zijn soldaten die verwondingen opgelopen hadden redde door de wonden met deze plant te behandelen. Zo moest zelfs Telephus, zijn tegenstander in de strijd om Troje, zich op raad van het orakel tot hem wenden om genezen te worden. De naam is in oorsprong afgeleid van het Griekse woord akilleios.

De Latijnse soortnaam millefolium duidt op het fijne, verdeelde blad, dat er als ‘duizend blaadjes’ uitziet (mille: duizend, folium: blad). Bij Carolus Clusius (1526-1609) vinden we de plant onder de benaming Millefolium vulgare, hetgeen wil zeggen het gewone of algemeen voorkomende Duizendblad. In de dertiende eeuw daarentegen komen we de plant bij Albertus Magnus tegen als Carvus. De plant staat sedert eeuwen bekend als een wondkruid en heeft bloedstelpende eigenschappen. Een oude naam die hierop duidde was Herba sanguinaria. Ook werd de plant als thee getrokken bij borstkwalen, rheumatische aandoeningen, zenuwziekten en als koortsmiddel. Dit kruid bevat namelijk looi- en bitterstoffen en werd daarom ook gebruikt bij maag- en leveraandoeningen. Bekendheid genoot het sap ook doordat het in het voorjaar, verwerkt in de zogenaamde voorjaarssoepen, diende als bloedzuiverend middel. Ook werd het als een beproefd middel gebruikt bij neusbloedingen. Men liet dan een weinig sap in de neus druppelen. In Engeland was dit eveneens het geval en de plant verkreeg zelfs de volksnaam Nosebleed, die duidelijk verwijst naar de toepassing. De Middelnederlandse naam was Nesebloede. Ook als bloedstelpend middel stond het in hoog aanzien; daarop duiden namen als het Franse Herbe aux charpentiers en het Duitse Zimmermannskraut, omdat de timmerlieden het sap gebruikten wanneer zij zich verwond hadden. Ook werd het, vermengd met boter en was, verwerkt tot een zalf die bij open wonden gebruikt werd.

De namen die verband houden met dit gebruik door de timmerlui, zijn terug te voeren tot een oude legende. Deze verhaalde dat de Heilige Jozef, die zoals bekend timmerman was, het kruid op aanwijzing van Jezus gebruikte bij verwondingen die hij tijdens zijn werk opgelopen had.

In Engeland sprak men van Soldiers Woundwort, dus een kruid om gewonde soldaten te helpen. Het reeds hierboven aangehaalde feit, dat de plant looistoffen bevat, zal het gebruik zeker hebben bevorderd.

De bladeren werden ook gebruikt om als liefdesorakel te dienen: Wanneer men het blad driemaal in de neus ronddraaide, moest men tevens aan zijn of haar geliefde denken. Begon de neus te bloeden dan kreeg men elkaar als man en vrouw. Een oud Oostengels versje uit Suffolk luidde:

Green arrow [duizenblad], green arrow you bear a white blow, If my love loves me my nose will bleed now; ƒ ƒ nty love dorit love me, it ’ont bleed a drop;

lf my love do love me, ’t will bleed every drop.

De plant werd ook bij oogziekten gebruikt, speciaal bij rode randjes aan de oogleden; hiervan getuigt de naam Zere-ogenbloem in Waterland. Dit gebruik zal wel terug te voeren zijn op een oud recept van Marcellus Empiricus, waarbij men onder meer een spreuk Exicum acrisos driemaal moest opzeggen en nog enige hokus pokus moest verrichten. In Wijk aan Zee werd een aftreksel van de gehele plant nog in de dertiger jaren voor dit doel gebezigd. Ook om oude fistels te doen genezen kwam Duizendblad in aanmerking.

Het zal ons niet verwonderen de plant ook als schoonheidsmiddel aangeprezen te zien en wel als middel om zomersproeten kwijt te raken. Men behoefde niets anders te doen dan het aftreksel van de plant in het waswater te doen. Kinderen die last hadden van ‘klieren’ kregen daarentegen het aftreksel te drinken.

Omdat de bloempjes, als thee getrokken, dienden als geneesmiddel bij nier- en blaaskwalen sprak men in Zeeuws-Vlaanderen van Theeblommen, en in de omgeving van Goes van Theebloemeken. In Twente en Salland heet de plant Kamille, omdat zij evenals de echte kamille als thee getrokken werd. Hierbij valt op te merken dat beide planten een etherische olie bevatten. Vroeger werd Duizendblad in Zuid-Limburg als surrogaat voor tabak gebruikt, en dus is ons de naam Tabaksbloem meteen duidelijk.

De naam Schapenribbe, die blijkbaar niet meer in gebruik is, wijst op de als ribben boven elkaar geplaatste blaadjes. In dit boven elkaar groeien van de blaadjes zagen de Zwitsers een ladder, vandaar de volksnaam Leiterlickrut, en in het Beierse Oostenrijkse gebied was het een muizenladdertje, Mausleiterl.

Enige namen van dit plantje zijn verbonden met ‘schaap’.

Zo vinden we in het Groningse Oldambt een naam Schapeklaver; die duidt erop dat het slechts goed is voor schapen. Elders in Groningen spreekt men van Schoapegarf dat klankverwantschap vertoont met de Duitse volksnaam Schafgarbe. Op Texel heet de plant Schéépegros: schapegras.

Vele Duitse volksnamen luiden Garbe of afleidingen daarvan. Men wil hier de naam afleiden van Garawa of Garwa, dat kleed of mantel betekent. Zo vinden we reeds omstreeks 1150 bij Hildegard von Bingen in haar ‘Physica’ de naam Garwa vermeld. In het Angelsaksisch komen we de naam Gearva tegen, dat schoon beduidt, hetgeen wil wijzen op de statige en mooie indruk die het Duizendblad maakt. Een andere verklaring luidt dat de naam afkomstig is van het Oudhoogduitse garawen: bekleden, omdat de plant met vele blaadjes is bedekt. Bij ons was de naam Gerwe of een afleiding daarvan in de vorige eeuwen een algemeen voorkomende naam voor deze langs wegen, dijken en akkers veelvuldig aan te treffen plant.

Zo vermeldt ‘Die Ortis Sanitatis’ van 1514 haar als Garwe; L. Fuchs noemt haar Gerwe, maar ook Schaepsgerwe, terwijl we bij Dodonaeus de plant aantreffen onder de naam Geruwe of millefolium. In de dertiende eeuw bij Albertus Magnus vinden we de naam Das gemein Gerwelkraut.

Nog een verklaring is dat het woord in verband staat met de groep van woorden waartoe ook gaar behoort; dat zou dan duiden op de geneeskracht. Dus een plant die heelt of gezond maakt. Ook wil men de naam afgeleid zien van de als in een garve of schoof geplaatste bloemen. Nog enkele andere meningen omtrent het ontstaan zijn geopperd, maar een juiste verklaring is er nog niet.

Dat de hazen de plant niet versmaden kunnen we opmaken uit de vele namen waarin haas voorkomt. We noemen onder meer Hazegarve (Achterhoek), Hazegerf (Veluwezoom), verder nog Hazengeruwe, zelfs Hazengluwe, Hazenkervel en Hazeklaver.

De naam Grenzink, voorkomend in Twente, Salland en het graafschap Zutphen, zal wel overgenomen zijn van de volksnaam die we in het nabije Duitsland tegenkomen, namelijk Grensing of Grenserich, een verbastering van Genserich. Deze naam slaat op het feit dat de ganzen de plant eten.

De namen Hondegervel (Land van Hulst), Hondekemme (Achterhoek), en Hondeklaar (Hattum) duiden op de aantrekkingskracht die de geur van de plant op de hond schijnt te hebben.

Dat de plant ook een antimagische kracht toegeschreven werd kunnen we opmaken uit een oud gezegde, dat luidde: ‘Wie netels met duizendblad in de hand houdt, kent geen schrik en vreest geen spook’. Om alle kwade geesten ver van huis of hof te houden, moest men op Sacramentsdag het kruid onder de dorpel leggen. Een naam die op dit antidemonische duidt is de Franse volksnaam Herbe du diable: Duivelskruid.

Toen de hop nog een duur artikel was, werd het enigszins bitter smakende Duizendblad ook wel bij het brouwen van bier gebruikt. In ons land werd het veelvuldig aangewend als voeder voor jonge kalkoenen. Op het bekende ‘Das grosse Rasenstück’ van Albrecht Dürer van 1503 is het blad goed te onderscheiden.