Icterus

betekenis & definitie

(ἴκτερος),geelzucht, „geluw”, „geling”; gele kleuring van de huid, de slijmvliezen en de meeste weefsels door galkleurstof. Onderscheiden in: I. acathecticus (ἀ priv. en κατέχω, tegenhouden), = I. paracholicus. I. catarrhalis s. mechanicus s. simplex, catarrhale geelzucht, gevolg van verhindering der afvloeiïng van de gal, door catarrhale zwelling van het slijmvlies der papilla duodeni (zie ald.). I. febrilis infectiosus, zie Weil (Aanhangsel); syn. Typhus hepaticus. I. graviditatis, zwangerschaps-geelzucht. I. gravis, ernstige geelzucht, verschijnsel van kwaadaardige gezwellen, enz. I. haematogenes, bloed-icterus, toegeschreven aan vorming van galkleurstof in het bloed, doch ten onrechte, daar ook hierbij de lever betrokken is. I. haemoliticus, zie Haemolytisch. I. inogenes (Quincke) (ἴς, gen. ἰνός, vezel), geelzucht, ontstaan door verandering van bloedkleurstof van bloed, dat in de weefsels is uitgestort. I. melas (μελάς, zwart), zeer hooge graad van geelzucht, waarbij de huid zwartachtig groen wordt, I. menstrualis, geelzucht in verband met stoornissen der maandstonden. I. neonatorum, geelzucht bij pasgeboren kinderen; vermoedelijke een vorm van I. paracholicus, geelzucht door grootere viscositeit der gal; syn. diffusie-icterus. I. polycholicus s. pleiochromicus (πολύς, veel; πλείων, meer; χολή, gal; χρῶμα, kleur), geelzucht door rechtstreeksche afgifte van gal uit de lever aan de bloedvaten. I. saturninus, lood-geelzucht, bij acute loodvergiftiging. Verder: gedissocieerde I., waarbij de bestanddeelen der gal ten deele in den darm geraken.