Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 19-04-2022

Embolus

betekenis & definitie

(ἔμβολος, ἔμβολον, wig en dergl.), 1. (in de ziektekunde) vaatprop, een vormsel, dat met den bloedstroom medegevoerd, in kleine slagaderen of haarvaten blijft steken; het kan zijn een stukje van een verweekt bloedstolsel (thrombus), of een deeltje van een gezwel, een echinococcusblaas, een vetdruppel, pigment, een luchtbel; de embolus kan ziektekiemen bevatten (besmettelijke embolus). De toestand door een embolus veroorzaakt (infarct, metastatisch absces, gele hersenverweeking, enz.) heet embolie. Het bijv. nw. isembolisch, bijv. embolisch versterf. 2. (in de ontleedkunde) = nucleus emboliformis (zie ald.).

< >