Gepubliceerd op 14-02-2019

Tjipke visser

betekenis & definitie

Tjipke Visser geb. Workum 12 december 1876, overl. Bergen (N.H.) 22 januari 1955.

Woonde en werkte in Amsterdam van 1896 (1900 studies te Parijs) tot 1902, Edam tot 1907, daarna in Bergen (N.H.). Maakte reizen naar Londen 1910, München 1912 en Berlijn 1913. Leerling van de Industrieschool te Amsterdam (avondcursus, 2 jaar) o.l.v. J. Mendes da Costa, van de Rijksnormaalschool (1896-1899) o.l.v. J. D. Huivers, van de Rijksschool voor Kunstnijverheid (1 jaar) o.l.v. L. Jünger en van de Rijksakademie aldaar (18991900, avondcursus) o.l.v. A. Allebé en lessen in houtsnijden van J. G. Veldheer.

Beeldhouwer, pottenbakker; maakte houtsneden, heeft ook geschilderd en getekend en was tekenleraar te Edam. Maakte koppen en figuren (Volendammers) in diverse houtsoorten, vervaardigde veel dierenplastieken, maakte veel portretten, beeldhouwwerken voor gebouwen, (graf)monumenten enz. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’, van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers en het Kunstenaars Centrum Bergen. Gaf les aan zijn dochter M. F. Visser en aan C. Mus Hzn en S. L. van Stolk.

Centraal Museum Utrecht: schaal met zwaardvisjes (brons). Rijkscollectie: portret prof. dr P. J. W. Debije. 1937 (brons): schaal met reliëfversiering (brons): zinnebeeld vrede en vrijheid (brons). Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: pinguïn (brons); naaktmodel (hout): verzoeking van de H. Antonius (albast); vrouwentors (albast): schaal met vis en schelpmotief (brons).

Elsevier, april 1919 (Corn. Veth, bh. 227 t/m 23S): Hammacher: Klomp; Luns; Mak van Waay; H. Martin, ‘Tjipke Visser, beeldhouwer, en zijn dochter’, 1958; Plasschaert; Waller.

< >