Gepubliceerd op 14-02-2019

Pieter plas

betekenis & definitie

Pieter Plas ged. Alkmaar 3 maart 1810, overl. Alkmaar 1 oktober 1853. Zoon (en verm. leerling) van Louwerencius Plas.

Tot zijn 24ste jaar huis- en rijtuigschilder. Later direkteur van het Tekengezelschap ‘Kunst zij ons Doel’ te Alkmaar. Leerling van Adrianus de Visser en van 1835 tot 1837 te Hilversum les van J. van Ravenzwaay en W. Bodeman. Vestigde zich in 1837 te Alkmaar als landschapschilder en tekenleraar. Gaf o.m. les aan B. G. ten Berge.

Tentoonstellingen Amsterdam. Den Haag en Rotterdam in 1836-1852: verscheidene landschappen met vee; herder met schapen en stalinterieurs vnl. met schapen: het binnenkomen van een beurtschipper te Brouwershaven.

Museum Willet-Holthuysen Amsterdam: schepen, sepia- en O.I.-inkttekening; verschillende roodkrijtstudies van schapen en koeien. Teylers Stichting Haarlem: verschillende landschappen en studietekeningen. Stedelijk Museum Alkmaar: zelfportret: schaapskooi; een schaapskop en enkele landschappen met vee. Rijksmuseum Twenthe Enschede: schapen in een stal (1851). Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekening(en).

Immerzeel: Kramm: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek III: Plasschaert; Scheen: Thieme-Becker; Waller.

< >