Petrus Camper, dr geb. Leiden 11 mei 1722, overl. Den Haag 7 april 1789. Was achtereenvolgens werkzaam in Leiden (1734-1748), Engeland 1748-1749, Parijs-Genève 1749, Franeker 17511755 (tijdelijk in Londen 1753), Amsterdam I755-I76X, Klein Lankum bij Franeker 1761-1763, daarna in Groningen 1763-1773, dan terug naar Klein Lankum, 1773-1787, maakte reizen naar België, Parijs, Duitsland en Engeland, en bracht zijn twee laatste levensjaren in Den Haag door.
Leerling van C.de Moor, C.I. de Moor (tekenen) en van A. Ziesenis (beeldhouwen). Ofschoon beroemd geleerde in de geneeskunde, heeft hij zeer veel tekeningen, etsen en gravures vervaardigd, een enkele maal geschilderd. Er zijn van hem etsen bekend die hij reeds als kind vervaardigde, heeft tekeningen (veelal met de pen in O.I. inkt) gemaakt naar gegevens uit het dierenrijk en in- en uitwendige delen van het menselijk lichaam, verder pastelportretten en gravures in de trant der oude meesters, o.a. een vrolijke drinker, een kinderkopje en portretten van geleerden.
Gaf les aan J. Ie Francq van Berkhey en W.Veltman. Museum De Lakenhal Leiden, jongemannen kop (gebakken klei), torso van Belvedere (idem); slaven kop (idem), Saturnus Masker (idem), huilend kinderkopje (idem). Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekeningen, w.o. studies in rood krijt van olifanten.
Immerzeel: Kramm: Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I; Scheen: Thieme-Becker: Van Hall I en II: Waller; Wurzbach.