Otto Eerelman geb. Groningen 23 maart 1839, overl. aldaar op 3 oktober 1926. Leerling van de Akademie ‘Minerva’ te Groningen (onder leiding van J. H. Egenberger) en later van de Antwerpse Akademie (1864-1865).
Studeerde in 1867 te Parijs, maakte van 1874-1876 een studiereis naar Brussel, om zich verder in het figuurschilderen te bekwamen. Vestigde zich in 1878 in Den Haag en vertrok in 1899 naar Groningen, waar hij als leraar aan de Akademie ‘Minerva’ verbonden werd. Woonde tot ca. 1902 in Den Haag, Arnhem 1903, daarna in Groningen.
Schilderde genrestukken en dieren (paarden en honden); ook etste en lithografeerde hij. Gaf les aan A. E. Kerling, Th. Reijenga en raadgev. aan G. H. Streurman.
Tentoonstellingen in Den Haag, Groningen en Antwerpen van 1858-1903 (en later) o.a.: Alswart (uit ‘Onze Voorouders’ door J. v. Lennep); de huwelijksmakelaar; de Napolitaanse; een arreslede; de paardenmarkt te Utrecht; Palmmaandag; enz. Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekeningen. Rijksmuseum Kröller-Müller Otterlo: een tekening. Rijksmuseum Amsterdam: intocht der koninklijke familie. Frans Halsmuseum Haarlem: een hondekop. Teylers Stichting Haarlem: hondenstudie (aquarel).
Museum Groningen: meer dan 20 genrestukken, dierenstudies enz. Museum Bisdom van Vliet Haastrecht: kopieën naar 17de-eeuwse meesters. Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: kop van een sint-bernardhond; de paardenmarkt op het Vreeburg te Utrecht. Kon. paleizen: wapenschouwing door koningin Wilhelmina; vijf ponies van koningin Wilhelmina; paard, ezel en geiten; een hond. Museum De Lakenhal Leiden: het circus Carré (aquarel).
Elsevier 1895 (IX, J. Winkler Prins); Luns; Lurasco; Maandblad voor Beeldende Kunsten (januari 1925); Op den Uitkijk, okt. 1964 (W, Slob, blz. 641-644); Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Van Hall I en II; Waller; Wurzbach.