Mattheus Johannes Marie Wiegman (‘Matthieu’) geb. Zwolle 31 mei 1886. Woonde en werkte in Amsterdam, Schoorl 1911, Bergen (N.H.), Frankrijk (Parijs, Bretagne enz.); sinds ca. 1930 in Bergen (N.H.). Broer van P. C. C. Wiegman. Leerling van de Ambachtsschool te Alkmaar, daarna van de Rijksakademie te Amsterdam (1905-1909) o.l.v. A. Allebé en A. J. Derkinderen.
Schildert, aquarelleert en tekent landschappen en figuren. Een van de belangrijkste leden van de Bergense School. Maakte uitstekende wandschilderingen in kerken en kloosters (religieuze onderwerpen), ook mozaïeken en glas-inlood-ramen.
Gaf o.m. les aan G. J. H. Fijn, H. M. van den Idsert, R. H. J. Smeets en M. Zomerdijk. Hoogleraar aan de Rijksakademie te Amsterdam geweest. Lid van de Hollandse Kunstenaarskring.
Eretentoonstelling Rijksakademie te Amsterdam (cat. 1966). Haags Gemeentemuseum: watermolen; de kerstnacht; winterlandschap (vroeg werk). Dordrechts Museum: gezicht op St. Martin Vésubie in de Zee-Alpen (Fr.); studie van een boogschutter (tek.); gezicht op St. Paul in de Zee-Alpen (Fr.), tekening. Centraal Museum Utrecht: duinlandschap (aquarel); de verdrijving uit het paradijs (houtskooltek.).
Bonnefantenmuseum Maastricht: gezicht op de Tongersepoort te Maastricht in 1937 (gem. Matth. Wiegman). Rijksmuseum Kröller-Müller Otterlo: twee kinderen. Stedelijk Van Abbemuseum Eindhoven: een portret van Trees. Rijkscollectie: stilleven (gouache); zuidelijk kustlandschap (gouache); sneeuwlandschap; Charley Toorop; weg met bomen (aquarel); twee heuvels (aquarel); huizen (aquarel); bloemstilleven, 1947; Parijs’ plekje; stilleven met appels; danseres; het oude hof. Elsevier LXIII (1922) blz. 69-72 en LXXII (1926) blz. 65-67, LXXV (1928) blz. 297-305 en LXXI (1931) blz. 236-237 en LXXXVIII (1934) blz. 430-431; Klomp; Luns; Maandblad voor Beeldende Kunsten III (1926) blz. 168172 en VIII (1931) blz. 264-276; Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall I en II; Waller.