Gepubliceerd op 14-02-2019

Leendert overbeek (overbeeck)

betekenis & definitie

Leendert Overbeek (Overbeeck) geb. Haarlem 15 april 1752, overl. Haarlem 24 maart 1815.

Leerling van H. Meijer. Van 1775 af was hij medebestuurder van de Haarlemse Tekenakademie. Werkzaam te Haarlem, tijdelijk te Amsterdam en Weesp.

Heeft behangselstukken en zaalversieringen geschilderd, landschappen getekend en boekprentjes geëtst. Was de eerste die met goud en zilver op glas etste en tekende. Enkele van zijn bekende etsen, naar eigen tekeningen vervaardigd: het springen van het kruitschip te Leiden in 1807; de gestrande zeevis tussen Wijk aan Zee en Zandvoort, met veel figuren; enkele landschapjes met boerenwoningen en figuren.

Frans Halsmuseum Haarlem: bloem- en fruitstilleven (gedeelte van een behangselschilderij); diverse landschappen (behangselschilderingen); 17 schilderijen en etsen (van een legaat). Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekening(en).

Immerzeel; Kramm; Scheen; Thieme-Becker: Waller; Wurzbach.

< >