Gepubliceerd op 21-02-2019

Johannes gabriëlse

betekenis & definitie

Johannes Gabriëlse (‘Johan’) geb. Westkapelle 14 december 1881, overl. in een interneringskamp op Java 16 juni 1945. Woonde en werkte in Amsterdam tot 1902, Volendam 1903, maakte in 1904-1907 een reis door Frankrijk, Italië en ging ook naar Londen, daarna in Utrecht tot 1938, vertrok naar Ned.

Indië. Leerling van de Rijksnormaalschool te Amsterdam (1898-1901) en van de Rijksakademie aldaar (1901-1902) o.l.v. A. Allebé, R. Stang, P. Dupont en N. van der Waay.

Schilderde, tekende, etste, lithografeerde figuren en portretten. Maakte goede tekeningen, boetseer de o.m. meisjesfiguren, die in brons zijn uitgevoerd. Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ en ‘St. Lucas’ te Amsterdam.

Gaf les aan zijn dochter C. Gabriëlse en aan F. H. Abbing, S. Linschoten, A. N. van der Meulen, K. Mobach, H. A. Romijn, P. J. M. Rijntjes, B. J. van Tongeren, K. W. Vermande, R. Vink.

Centraal Museum Utrecht: mansportret; portret van J. C. Wienecke; enige litho’s, w.o. de kunstbeschouwing, en de kop van een grijsaard; herenportret (tek.). Belastingmuseum Prof. dr Van der Poel Rotterdam: portret van kon. Wilhelmina (crayontek.).

Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall I en II; Waller.

< >