Gepubliceerd op 21-02-2019

Johann wilhelm kaiser

betekenis & definitie

Johann Wilhelm Kaiser geb. Amsterdam 5 januari 1813, overl. Leiden 29 november 1900. Woonde en werkte in Amsterdam, Zoeterwoude en van 1896 af in Leiden.

Leerling van de Amsterdamse Akademie (1827), daarna van A. B. B. Taurel, medewerker van H. W. Couwenberg. In 1839 werd hij lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Van 1859-1875 direkteur van de Graveerschool, van 1870-1883 professor aan de Rijksakademie en van 1874-1883 direkteur van het Rijksmuseum te Amsterdam.

Schilder, etser, graveur en lithograaf. Gaf o.m. les aan P. J. Arendzen, J. A. Boland, T. W. Burmeister, H. A. C. Dekker J. H. Geerlings, J. van der Keilen en aan zijn zoon J. W. Kaiser.

Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag 1830-1868: tal van gravures, o.a. naar van der Helst; Schalcken en Scholten; een tekening in O.I. inkt naar F. Bol. Rijksprentenkabinet Amsterdam: een tiental tekeningen, w.o. portretten. Oranje-Nassau Museum Delft: portret van koning Willem III (tekening). Het Nederlandse Postmuseum Den Haag: diverse ontwerpen en gravures voor postzegels van Nederland en Ned. Indië, Immerzeel; Kramm; Maandblad voor Beeldende Kunsten (juli 1927, M. D. Henkel); Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I; Scheen; Thieme-Becker; Van Hall I; Waller; Wurzbach.

< >