Johan Christiaan Alexander Willem Mulder (‘Jan’);' geb. Maastricht 30 maart 1895. Woonde en werkte in Maastricht tot 1908, Amsterdam tot 1925, Parijs en Estaples-sur-Mer tot 1931, Amsterdam tot 1946 (minus 1½ jaar concentratiekamp in Dachau), Strängnäs (Zweden) tot 1959, thans in Eskilstuna (Zweden).
Leerling van de Kunstnijverheidsschool te Haarlem o.l.v. S. Jessurun de Mesquita en F. Th. Grabijn, vormde zich verder zelf.
Schildert, aquarelleert en tekent (ook pentekeningen) landschappen, stillevens, maakte veel natuurstudies in een gestileerde expressionistische trant (in Nederland en Zweden een 100-tal portretten). Zijn kunstrichting is gericht op innerlijk ervaren werkelijkheid, die vooral sinds 1947 soms zgn. ‘non-figuratief’ is. Heeft toneeldekoraties vervaardigd, binnenhuisarchitect, maakt linoleumsneden en is ook kunstscribent, o.a. bij het dagblad ‘Folket’, Eskilstuna. Was jaren bestuurslid van ‘De Onafhankelijken’ en ‘De Brug’ te Amsterdam (tot ca. 1940). Geeft les aan het Instituut A.B.F. Eskilstuna.
Rijkscollectie: bloemstilleven; stilleven met citroenachtigen; 1937; variatie no 6 van een landschapmotief uit 1922, 1953.
Luns: Mak van Waay.