jhr. Abraham Lopes Suasso geb. Amsterdam 3 februari 1855, overl. Den Haag 30 september 1927. Vader van jkvr.
C. E. E. Lopes Suasso. Woonde en werkte in Amsterdam tot 1887, Hilversum tot 1889, Amsterdam en van ca. 1890 af in Den Haag. Was leerling van J. H. Teixeira de Mattos (schilder- en boetseerlessen), van D. Lewenstein (1887-1888), van W. Maris (1890 1/2 jaar), van de Akademie v. B.K. in Den Haag (1890-1891), van P. J. C. Gabriël, daarna van O. W. A. Roelofs (1903).
Schilderde en tekende stillevens en vooral landschappen (o.m. duingezichten in de omgeving van Den Haag). Was lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Tentoonstellingen Rotterdam 1894 en 1902, Arnhem 1901 en Amsterdam 1903: bij het Haagse Bos; wilgeboompjes; in de duinen; de Molensloot bij Voorburg; een maneschijn; zee tegen de avond; enz.
Luns; Plasschaert.