Gepubliceerd op 14-02-2019

Jan jacob spohler (spöhler)

betekenis & definitie

Jan Jacob Spohler (Spöhler) geb. Nederhorst den Berg 7 november 1811, overl. Amsterdam 15 juni 1866.

Leerling van J. W. Pieneman. Werkte in Amsterdam van vóór 1830 tot 1839, Haarlem 1840-1843, Brussel 1844-1847, Den Haag 1848-1849, Leiden 1850-1853, Brussel 1853, Rotterdam 1854-1855, Leiden 1855-1860, van 1861 af in Amsterdam.

Schilder van winter- en zomerlandschappen, vooral ijsvermaken met veel figuren. Werd in 1845 lid van de Kon. Akademie te Amsterdam. Gaf les aan zijn zoon J. J. C. Spohler en aan W. Vester.

Tentoonstellingen Amsterdam en Den Haag 1830-1859 en Leeuwarden 1859: Gelders landschap met jagers; brand bij maneschijn; bergachtig landschap; gezicht aan de Schie met houtzaagmolens bij winter; en verschillende winterlandschappen, w.o. enige ijsvermaken met figuren. Teylers Stichting Haarlem: winterlandschap (J. J. Spohler). Gemeente Kampen: ijsvermaak.

Die Constghesellen, 2, 1947 (P. A. Scheen. ‘De schildersfamilie Spohler’, blz. 316-320); Immerzeel; Scheen; Thieme-Becker; Wurzbach.

< >