Hermanus Koekkoek geb. Middelburg 13 maart 1815, overl. Haarlem 5 november 1882. Broer van Barend Cornelis Koekkoek.
Leerling van zijn vader Johannes Hermanus Koekkoek. Woonde en werkte tot 1832 in Durgerdam, Amsterdam tot 1834, Durgerdam tot 1836, Amsterdam tot 1857, Nieuwer-Amstel tot 1873, Amsterdam tot 1882, daarna in Haarlem, waar hij overleed. Schilderde zee(Zuiderzee-) en riviergezichten (rivierlandschappen); heeft tevens tekeningen en litho’s vervaardigd. In 1840 lid van de Koninklijke Akademie te Amsterdam, in 1841 lid van het Rotterdams Genootschap. In 1875 behaalde hij de gouden medaille op de tentoonstelling van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Gaf les aan W. Gruyter jr, H. Koekkoek jr, J. H. B. Koekkoek en W. Koekkoek. 142, 323, 324, 344 Tentoonstellingen Amsterdam.
Den Haag en Rotterdam 1832-1881: gezicht op Cuyk a/d Maas; riviergezichten; kalme- en woelige zeegezichten met schepen; het vergaan van een stoomboot; het wrak van een zeilschip; sloep met schipbreukelingen. Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekeningen. w.o. een moerassig landschap; zeegezicht. Museum Fodor Amsterdam: stil water met hooi- en visschuiten: riviergezicht bij stil weer; havenhoofd bij onstuimig weer; woelig water; gezicht op de Zuiderzee met zeilende schepen; tekeningen, w.o. een strand; drie vissersschuiten bij een havenhoofd; stil water met twee voor anker liggende schepen; woelig water met zeilende schepen; strandgezicht bij onstuimig weer; twee boten aan het strand bij kalm weer; enz. Museum Paul Tetar van Elven Delft: zeegezicht met schepen. Museum Groningen: scheepswerf. Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: rivieroever; havenhoofd; woelige zee.
Immerzeel; Luns; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek X: Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Waller; Wurzbach.