Hermanus Berserik, Hermanus (‘Herman’) geb. Den Haag 19 juni 1921. Woonde en werkte in Den Haag; thans in Rijswijk (Z.H.). Maakte o.m. reizen naar Noord-Afrika, Syrië, Libanon enz. Leerling van de Akademie v. B.K. in Den Haag o.l.v. R. J. Draijer, W. J. Rozendaal en W. Schrofer.
Schildert en tekent in realistische trant eigenlijk alles; figuren, landschappen, stillevens, genrestukken, boten, stadsgezichten enz. Ook grafisch werk: etsen, litho’s en houtgravures. Verkreeg in 1948 en 1949 de koninklijke subsidie. Behaalde o.m. 2 Jacob Marisprijzen voor grafiek enz. Belangrijk en tevens zéér begaafd kunstenaar. Geeft les aan de Akademie v. B.K. in Den Haag en gaf o.m. les aan A. de Beaufort, E. Giesel, A. Hoogendoorn, A. M. Roelofs, B. Schrier. Lid van de Haagse Kunstkring, ‘Pulchri Studio’ en van de Federatie v. B.B.K.
Tentoonstelling Gemeentemuseum Arnhem (cat. 28-10 t/m 10-12-67). Haags Gemeentemuseum: hoed met appels; vrijage, 1947: moeder en kind, 1948; Montmartre, 1947; het luxebad, 1953; 14 prenten, w.o. moeder met baby, 1960. Centraal Museum Utrecht: de wekker, 1955 (ets); naaimachine (ets-aquatint); fritenkraam, 1960 (ets-aquatint). Het Nederlandse Postmuseum Den Haag: tekeningen (illustraties voor kalender 1953); tekeningen in O.-I. inkt (ill. P.T.T. agenda, 1964). Rijkscollectie: Hoek van Holland, 1949; huis te Rijssel, 1944 (gouache); la Jetée nord; hotelkamer, 1951 en veel grafisch werk.
J. den Haan 'H. Berserik’ Amsterdam 1963 (Uitgev. G.A. van Oorschot).