Gepubliceerd op 21-02-2019

Frans lebret

betekenis & definitie

Frans Lebret geb. Dordrecht 7 november 1820, overl. Dordrecht 25 juli 1909.

Woonde en werkte in die stad, maakte in 1863 een reis naar Nederlands Indië. Leerling van H. F. Verheggen en van W. de Klerk. Later was hij bestuurslid en voorzitter van het Tekengenootschap ‘Pictura’ te Dordrecht.

Schilderde landschappen en ook stalinterieurs met vee, hoofdzakelijk met schapen; heeft later ook geëtst en gelithografeerd. Werkte meermalen samen met C. J. de Vogel, J. Rosierse en W. de Klerk. Gaf les aan A. J. Grootens. Op hoge leeftijd tekende hij, dankzij zijn geheugen, reeds lang verdwenen stadsgezichten van Dordrecht uit zijn hoofd.

Tentoonstellingen Amsterdam. Den Haag, Groningen en Rotterdam 1840-1886: gezicht op Dongen in Noord-Brabant ; gezicht in het Ahrdal, bij Altenahr ; stallen met schapen; verschillende landschappen met schapen en ander vee; herderlijk leven; enz.

Rijksmuseum Kröller-Müller Otterlo: een tekening. Museum Dordrecht: stalinterieur met schapen ; landschap met schapen ; boomrijk landschap met vee. Gemeentearchief Dordrecht (w.o. de verzameling mr S. van Gijn): ruim 20 tekeningen, w.o. in kleuren, O.I. inkt enz.; meest landschappen. Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: landschap met schapen; een tekening (heuvellandschap met herder en kudde).

Cat. tent. Dordrechts Museum, tek. 22-12-1961-1-3-1962; Kramm; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek III; Scheen; Thieme-Becker; Waller; Wurzbach.

< >