François Pieter ter Meulen geb. Bodegraven 9 maart 1843, overl. Den Haag 10 juni 1927.
Woonde en werkte in Bodegraven tot 1872, Amsterdam 1873, Bodegraven 1874, van 1875 af in Den Haag. Leerling van H. en J. J. van de Sande Bakhuyzen; studeerde daarna in de letteren te Leiden en legde zich na 1874 weer op de schilderkunst toe onder invloed van A. Mauve.
Schilderde landschappen met vee (meestal schapen). Schreef ook over kunst (pionierswerk in De Gids 1874). Was o.m. lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Gaf raadgevingen aan J. C. Tiele.
Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag, Rotterdam enz. 1861-1896 (en later): een drift ossen in de sneeuw; portret van een paard; veel landschappen met vee; diverse kudden schapen, w.o. in de duinen, op de heide en in het bos; diverse schaapskooien; enz. Rijksmuseum Amsterdam: in het bos; schimmel voor een vrachtkar (gem. ter Meulen). Haags Gemeentemuseum: rustende schapen (Ter Meulen); in de schaapskooi; oude vrouw aan het spinnewiel. Stedelijk Museum Amsterdam: schapen in de duinen (ter Meulen). Rijksmuseum H. W. Mesdag Den Haag: kudde schapen met herder (avondstemming, aquarel, gem. ter Meulen). Rijksmuseum Van Bilderbeek-Lamaison Dordrecht: kudde schapen.
De Gruyter, ‘De Haagse School' (deel II); Elsevier 1893 (V), 1928 (LXXXV, W. Steenhoff); Luns; Lurasco; Marius; Plasschaert; Scheen; Schildersboek (III); Van Hall I; Wurzbach.