Gepubliceerd op 29-12-2016

burnout

betekenis & definitie

Het 'afgebrand' of 'uitgeblust ' zijn. Komt meestal voor in de beroepssituatie waarbij emotioneel leed een rol speelt zoals bij artsen, verpleegkundigen, politieagenten maar ook wel bij docenten.

De term burnout werd begin jaren '70 van de vorige eeuw voor het eerst gebruikt door de Amerikaanse psychotherapeuten Herbert Freudenberger en Christina Maslach. De opvattingen van Christina Maslach zijn vrij dominant geworden. Aan burnout, kan volgens Maslach (W. Schaufeli, 1990) een drietal aspecten worden onderscheiden zoals:
1. Emotionele uitputting: het gevoel dat men niet meer uit de emotionele reserves kan putten en anderen weinig meer te bieden heeft in psychologische zin.
2. Depersonalisatie: een negatieve en cynische houding tegenover degenen met wie men beroepsmatig te maken heeft, zoals leerlingen, cliënten en patiënten.
3. Gereduceerde persoonlijke bekwaamheid: de perceptie dat men niet meer zo bekwaam is als men verwachtte, wat gepaard gaat met een negatieve zelfevaluatie.
Een verminderd gevoel van zelfvertrouwen lijkt geen centraal onderdeel van het burnout- syndroom te zijn. Een aantal wetenschappers beschouwt burnout als een vorm van depressie met wel als een gewone, zij het extreme, vermoeidheid (en dus niet als op een zichzelf staand begrip). Verondersteld wordt dat een burnout kan ontstaan na een te veel aan stress op het werk. En met namen is dit een risico voor idealistisch ingestelde en hardwerkende werknemers, aangezien de confrontatie met de werkelijkheid (vooral op de lange termijn) juist voor deze mensen vaak nogal tegenvalt. Vaak wordt gesteld dat een burnout niet verward dient te worden met overspannenheid (surmenage) of een depressie. Ze hebben vaak min of meer dezelfde symptomen maar een andere oorzaak en vereisen vaak ook een andere psychotherapeutische- en klinische behandeling.