Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Zweden

betekenis & definitie

(Konungariket Sverige), koninkrijk in Noord-Europa, begrensd door de Botnische Golf, Oostzee, Øresud, Kattegat, Noorwegen en Finland, 449964 km2, 8,32 mln. inw. Hoofdstad: Stockholm.

ECONOMIE

De beroepsbevolking telt 3,66 mln. personen van wie ca. 250 000 buitenlandse werknemers zijn. Van de werkende mensen werkt 4,6 % in de landbouw. Van de oppervlakte wordt 7,3 % voor akkerbouw gebruikt en 1,8 % voor veeteelt.

64,2 % van de oppervlakte is bedekt met bos en 26,7 % van de oppervlakte bestaat vooral uit toendra. De belangrijkste akkerbouwprodukten zijn gerst (2,1 mln. t), suikerbieten (2,3 mln. t), haver (1,6 mln. t) en aardappelen (1,1 mln. t).

De veestapel telt 1,9 mln. runderen (waarvan 666 000 stuks melkvee die per jaar 3,7 mln. t melk produceren), 2,7 mln. varkens en 430 000 schapen.

Een economisch belangrijke activiteit is de bosbouw. Er wordt jaarlijks 48,4 mln. m3 hout gekapt, waarmee in eigen land 9 mln. t houtpulp en celstof wordt geproduceerd en 6,3 mln. t papier en karton.

Zweden is het belangrijkste Europese exportland voor ijzererts. In 1980 werd 27,2 mln. t ijzererts geproduceerd, waarvan 21 mln. t werd geëxporteerd. Daarnaast levert de mijnbouw 42 800 t koper, 167 000 t zink, 72 000 t lood, 159 t zilver en 2117 kg goud.

Op 12.4.1984 kondigde de regering een pakket maatregelen aan waardoor de inflatie tegen eind 1984 moest zijn teruggebracht van 9,3 % naar 4 %. De belangrijkste maatregel was een algemene prijs- en huurstop tot het eind van het jaar. Verder werden de kredietverlening aan particulieren beperkt en winstuitkeringen door ondernemingen aan aandeelhouders aan grenzen gebonden. Die maatregelen waren noodzakelijk geworden omdat het anti-inflatiebeleid van de regering gevaar liep wegens de grote loonsverhogingen die werkgevers en werknemers in arbeidsovereenkomsten waren overeengekomen.

CULTUUR

LITTERATUUR. Aan het eind van de jaren zestig werd de litteraire markt beheerst door reportages, essays, documentaire romans enz., met namen als Göran Palm, Sven Lindqvist, Sara Lidman en Jan Myrdal. De jaren zeventig gaven een enorme bloei van de roman en een terugkeer naar meer conventionele verteltechnieken te zien. Er is sprake van een sociologisch of sociaal-historisch realisme, dat in sommige gevallen beschouwd kan worden als een late verwerking van de psychische malaise van de Zweedse neutraliteit gedurende de Tweede Wereldoorlog. Typerend zijn drie- of vierdelige romanseries, zoals die door Sven Delblanc over het plaatsje Hedeby. Klassiek is nu al de Vallmsta-serie door Kerstin Ekman, waarin het lot van een aantal vrouwen uit dit stationsplaatsje centraal staat.

Andere belangrijke en produktieve schrijvers zijn Hans Granlid, Per Christian Jersild, Lars Gustafsson, Erik Beekman, Göran Tunström, Per Olav Enquist en Torgny Lindgren, van wie sommigen een meer experimenteel en fantastisch proza schrijven. Opvallend veel vrouwelijke auteurs van niveau doen hun intrede op de litteraire markt, onder wie Heidi von Bom, Inger Alfvén, Gerda Antti, en Rita Tornborg (deze laatste van buitenlandse origine, evenals de auteur Theodor Kallifatides). Pas in de tweede helft van de jaren zeventig kwam een jongere generatie van schrijvers aan bod, onder wie Stig Larsson, Lars Andersson en Per Odensteen de meestbelovende zijn. Men ziet bij hen een ontwikkeling naar een meer subjectivistisch psychologisch realisme. Vooral Odensteen weet in zijn roman Cheel het realistische en het mytische te integreren op een wijze die de weg opent voor nieuwe ontwikkelingen in het Zweedse proza.

De poëzie stond in de jaren zestig en zeventig enigszins in de schaduw van het proza. Meer geseculariseerde vormen van modernisme kwamen in de plaats van het oude zgn. metafysisch-aristocratisch modernisme. Naast direct politiek geëngageerde poëzie (Göran Sonnevi) werd maatschappijkritische poëzie van de zgn. stencildichters in de vorm van spectaculaire happenings (b.v. voordragen van gedichten in de Rijksdag in mei 1973) aan het publiek gebracht. In de tweede helft van het decennium keerde men zich meer naar binnen, op zoek naar een eigen taal en identiteit, waarbij gebruik gemaakt werd van o.m. historische en mythologische motieven. Naast de jongere garde, waaronder weer veel vrouwen (Tobias Berggren, Eric Fylkeson, Kristina Lugn, Eva Runefelt. Eva Ström), bepalen reeds gevestigde oudere dichters mede het beeld (Siv Arb, Tomas Tranströmer, Göran Tunström, Sonja Äkesson).

De jaren zeventig waren het decennium van het experimentele, ongesubsidieerde acteurstheater, dat vaak politiek-sociaal geëngageerd en improviserend was. Van de toneelschrijvers verdient P.O.Enquist vermelding, maar de belangrijkste is wel de zeer produktieve Lars Norén, wiens artistieke temperament grote verwantschap met dat van Strindberg vertoont.

Bij de kinder- en jeugdlitteratuur ziet men de bekende Astrid Lindgren en de sprookjesachtige Moemverhalen van Tove Jansson, een voortgezette tendens in de richting van sociaal geëngageerde en taboedoorbrekende boeken met onderwerpen als dood, seks, rolpatronen, alcohol- en drugsproblemen, politiek, door auteurs als Harry Kuilman, de duidelijk socialistische Sven Wernström (deze schreef ook kinderdetectives) en Stig Ericsson, evenals de meer psychologisch analyserende Maria Gripe. Naast probleemboeken in het zojuist genoemde genre schreef Siv Liderberg poëzie voor kinderen. De jaren tachtig geven een voorzichtige terugkeer naar het meer psychologische (soms zelfs psycho-analytische) proza te zien, zoals in de autobiografische trilogie voor kinderen door Barbro Lindgren. [drs.J.Kronig]

LITT. K.Norén (red.), Linjer i nordisk prosa. Sverige 1965-75 (1977); V.Edström, Barnbokens form. En studie i konsten att berätta (1980); Å.Lundqvist, Frän sextital tili ättital. Färdvägar i svensk prosa (1981); C.Tellgren, På barnens bokmarknad. Utgivningen av barn- och ungdomslitteratur i Sverige 1966-75 (1982); Kvinnornas litteraturhistoria II (1983).

FILM. In de tweede helft van de jaren zeventig werd in Zweden jaarlijks een twintigtal speelfilms geproduceerd. De uitvoer van deze films bleef bijna uitsluitend beperkt tot de produkties van Ingmar Bergman: Ansikte mot ansikte (1976; Van aangezicht tot aangezicht), Autumn sonata (1978; Herfstsonate). De in het Engels gesproken film The serpent’s egg (1978) en het zwartgallige Aus dem Leben der Marionetten (1979) werden gemaakt in de BRD, waar Bergman ook op toneelgebied werkzaam was.

Van de overige Zweedse cineasten met internationale reputatie realiseerde Vilgot Sjöman in 1977 Tabu (Taboe) en in 1979 de politieke parabel Linus. Bo Widerberg in 1977 Mannen på taket (Man op het dak) en in 1979 Victoria en de Fin Jörn Donner in 1977 Män kan inte valdtas (Mannen worden niet verkracht). Na Bang (1977) ging Jan Troell naar de VS voor de opnamen van Hurricane (1979).

Tot de nieuwe cineasten die opvielen, behoren Stellan Olsson met Sven Klang’s combo (1977), Hans Alfredson, Gösta Eckman en Tage Danielsson met het kolderachtige Picasso eventyr tage (1978; De dolle avonturen van Picasso), Johan Bergenstrahle met Hallo baby (1976), Marianne Ahrne met Langt borta och nara (1978; Zo nabij en zo ver) en Jösta Hagelbäck met Kesjaren (1978; De keizer).

Op het gebied van de documentaire films viel vooral En anständig liv (1979; Een fatsoenlijk leven) op, een werk in de stijl van de cinéma vérité van Jan Lindquest en Stefan Jarl.

Sinds het begin van de jaren tachtig kreeg men in het buitenland nog maar weinig Zweedse films te zien. De acteur Erland Josephson debuteerde met De marmeladerevolutie (1980), een bezinning op het huwelijk. Bergman verraste met zijn filmkroniek Fanny en Alexander (1982); in 1984 liet hij deze volgen door de televisiefilm Na de repetitie. De actrice Gunnel Lindström regisseerde een door Bergman geproduceerde film, Sally en de vrijheid (1982), over huwelijks- en abortusproblemen. Met dezelfde Zweedse vrijmoedigheid behandelde Kay Pollack in haar Barnen’s Ö (1982) de puberteitsmoeilijkheden van een jongen. Vilgott Sjöman deed na lange tijd als regisseur weer van zich spreken met de thriller Linus (1982). In 1983 draaide de vroegere komiek Hans Alfredson De simpele moordenaar, de geschiedenis van een man die ten onrechte voor een zwakzinnige versleten wordt; de titelrol bezorgde Stellan Skarsgaard verscheidene onderscheidingen.

POLITIEK

In mei 1981 vormde premier Fälldin een nieuw minderheidskabinet, bestaande uit tien Centrum-vertegenwoordigers, zeven liberalen en een onafhankelijke. Daarop volgde de goedkeuring van de energiewet, die voorziet in een beperking van het oliegebruik en het uitschakelen van de kerncentrales binnen de 25 jaar. Nieuwe economische maatregelen werden getroffen: een prijzenstop, een kleine verlaging van de BTW en de discontovoet en op 14 sept. een devaluatie van de Zweedse kroon met 10 %.

Op 27.10.1981 werden Zweden en de internationale wereld opgeschrikt door het bericht dat een Russische duikboot in de territoriale wateren bij de marinebasis Karlskrona was vastgelopen. De regering in Stockholm nam het voorval bijzonder ernstig op en diende een scherp protest in bij de USSR. Het duurde tot 6 nov. voordat de duikboot weer aan de Russen werd overgedragen.

Zijn spionageopdracht werd bewezen geacht. Ook in 1982 en 1983 kwam het meer dan eens tot jachten op (vermeende) duikboten. Hierbij werden zelfs dieptebommen gebruikt.

De verkiezingen van 19.9.1982 werden een overwinning voor de sociaal-democraten en een duidelijke nederlaag voor de twee regeringspartijen. Zich verzekerd wetend van de steun van de communisten kon de socialistische voorman Olof Palme op 7 okt. de door hem in 1976 opgegeven regeringsverantwoordelijkheid weer opnemen.Tot de eerste maatregelen van de nieuwe bewindsploeg behoorde een devaluatie van de kroon met liefst 16 %, een verhoging van de BTW en de aankondiging van een beleid van matiging.

Op het 29e congres van de regerende Sociaal-Democratische Arbeiderspartij waarschuwde premier Olof Palme de USSR op scherpe toon dat Zweden zijn grondgebied met alle middelen tegen indringers zou beschermen. Nadat in febr. 1984 weer jacht was gemaakt op ongeïdentificeerde duikboten nabij de marinebasis Karlskrona, besloot de regering in mrt. de defensieuitgaven met 3 % te verhogen om de opsporing van onderzeeboten te verbeteren en drie squadrons onderscheppingsvliegtuigen in de lucht te houden.