Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Zuid-korea

betekenis & definitie

(Dehan Minkoek), republiek in Noordoost-Azië op het schiereiland Korea, begrensd door Noord-Korea, Japanse Zee en Gele Zee, 98484 km2. Hoofdstad: Seoel.

BEVOLKING

In de periode 1975 —82 nam de bevolking met 4,5 mln. tot 39,8 mln. personen toe. De geboortencoëfficiënt bedroeg in deze periode 25,3 ‰ per jaar en de sterftecoëfficiënt 8,1 ‰. De gemiddelde te verwachten levensduur is 62,5 jaar. Ongeveer 34 % van de bevolking is jonger dan 15 jaar, 62 % is tussen 15-64 jaar en 4 % is 65 jaar en ouder. Het aantal analfabeten bedraagt 5,1 % van de bevolking.

Zuid-Korea is een van de dichtstbevolkte landen ter wereld. De steden groeien sterk door migratie vanaf het platteland. De woningbouw in de steden houdt hiermee geen gelijke tred, zodat velen in slechte woonomstandigheden verkeren. Geboortenbeperking en emigratie worden van regeringswege bevorderd. Zuidkoreanen wonen en werken o.a. in Japan, de VS, de BRD (ca. 50 000), het Midden-Oosten (ca. 10 000) en op buitenlandse schepen (ca. 40 000).

ECONOMIE

Zuid-Korea is een zich snel industrialiserend ontwikkelingsland. Het BNP bedraagt $ 1650 per hoofd van de bevolking. Het aandeel van de landbouw in het BNP bedraagt 19 %, dat van de industrie en de mijnbouw 34 %. De landbouw biedt werk aan 36 % van de beroepsbevolking. Het streven naar zelfvoorziening in de voedselproduktie werd omstreeks 1977 met succes bekroond, maar de rijstoogst verslechterde daarna (opbrengst in 1978: 8,4 mln. t; in 1980: 5,3 mln. t; in 1982 7,3 mln. t), o.a. door ziekten van het gewas en droogte, zodat weer import van rijst noodzakelijk werd. Tabak (64 000 t) is een agrarisch exportprodukt.

De visserij is een belangrijke bron van voedsel en van exportopbrengsten. Er zijn ca. 850 schepen voor diepzeevisserij, die wordt uitgeoefend op de Grote, de Indische en de Atlantische Oceaan. In 1980 bedroeg de vangst 2,4 mln. t. Van de beroepsbevolking is 27 % werkzaam in de mijnbouw en de industrie. In de mijnbouw wordt vooral de steenkoolproduktie tot ontwikkeling gebracht. De reserves worden geschat op 500 mln. t en de jaarproduktie bedraagt 18,5 mln. t.

De export van industrieprodukten op basis van naar verhouding lage loonkosten blijft het hoofdelement van de economische ontwikkeling van Zuid-Korea. Ca. 90 % van de export bestaat uit industrieprodukten. De export van produkten van de lichte industrie als textiel, kleding, hout en schoenen blijft toenemen. Daarnaast is ook de zware industrie sterk uitgebreid. O.a. het bedrijf Hyundai speelde hierbij een belangrijke rol met staalfabricage, scheepsbouw en auto’s.

De voortschrijdende industrialisatie legde echter een zware druk op de produktiecapaciteit en op de arbeidsmarkt, zodat het tempo enigszins werd verminderd. Dit had een negatief effect op de werkgelegenheid. Daarbij kwamen in 1979 de snelle stijging van de importprijzen voor aardolie en andere grondstoffen, waarvan de industrie afhankelijk is, en de invloed van de achteruitgang van de wereldhandel. Politieke onrust, die deels door deze ontwikkelingen werd bevorderd, had eveneens een negatief effect op de economie. In 1980 daalde het BNP met 5,7 %. Door het zoeken naar nieuwe exportmogelijkheden en door de nadruk op veel energie vergende industrieën te verminderen tracht men in de situatie verbetering te brengen. In 1981 trad een licht herstel in. Voor de binnenlandse behoefte wordt het meer produceren van consumptiegoederen nagestreefd.

Het is de bedoeling de rol van de aardolie bij de energievoorziening terug te dringen. Er is één kerncentrale; die werd in 1978 te Kori in bedrijf gesteld. Het is de bedoeling dat er binnen afzienbare tijd drie in werking zullen zijn. Daarnaast zijn er nieuwe kolengestookte elektriciteitscentrales in aanbouw.

Zuid-Korea ontvangt veel investeringen, hulp en technische bijstand uit de VS en Japan, die tevens de belangrijkste handelspartners zijn. Er zijn ook handels- en samenwerkingsverbanden gelegd met landen in het Midden-Oosten, Zuidoost-Azië, West-Europa, Zuid-Amerika en Afrika.

POLITIEK

Tsjoen Doo Hwan werd op 25.2.1981 door een kiescollege als president herkozen voor een ambtstermijn van zeven jaar. Op 25.3.1981 werden wetgevende verkiezingen gehouden waarbij Tsjoens Democratische Gerechtigheidspartij de volstrekte meerderheid behaalde. De president, die de strijd tegen de corruptie tot een van de hoofdpunten van zijn beleid had gemaakt, raakte in mei 1982 zelf in verlegenheid door een corruptieschandaal in zijn omgeving. Nadat een groots opgezette kredietenzwendel aan het licht was gekomen, waarin een vm. onderdirecteur van de Koreaanse inlichtingendienst, diens echtgenote en een oom van president Tsjoens echtgenote de hoofdschuldigen waren, diende de voltallige regering ontslag in. Van elf van de 22 ministers werd het ontslag onmiddellijk aanvaard. In dec. 1982 kreeg Kim Tsjee Tsjoen, de vroegere rivaal van Tsjoen, toestemming om naar de VS te gaan voor medische behandeling.

Begin 1983 kondigde Tsjoen een versoepeling van het verbod op politieke activiteiten af en in mei verleende hij gratie aan enkele honderden politieke gevangenen. Desondanks kondigde Kim Tsjee Tsjoen in Washington de oprichting van een democratisch front voor het herstel van de democratie in Zuid-Korea aan. Een verbetering van de relaties met Noord-Korea werd niet bereikt, ondanks het herhaalde aanbod van Tsjoen tot een gesprek over vrede en hereniging van beide Koreaanse staten. Pjongjang eiste vooraf het aftreden van Tsjoen en terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Zuid-Korea.

De relaties kwamen zelfs extra onder druk te staan toen in okt. 1983 tijdens een Zuidkoreaans staatsbezoek aan Birma 17 Koreanen, onder wie vier ministers, gedood werden bij een bomaanslag te Rangoon. Er werden duidelijke aanwijzingen voor een Noordkoreaanse betrokkenheid bij deze aanslag gevonden. Kort daarop bezocht president Reagan Zuid-Korea, waar hij zich uiterst scherp uitliet over Noord-Korea en beloofde de Amerikaanse troepensterkte in Zuid-Korea te zullen opvoeren.

Op 1.9.1983 werd een Zuidkoreaans vliegtuig op een vlucht van Anchorage (Alaska) naar Seoel door een Russisch jachtvliegtuig neergeschoten, waarbij alle 269 inzittenden omkwamen. Het burgervliegtuig bevond zich op dat moment boven Russische territoriale wateren nadat het van zijn vluchtroute was afgeweken en over het eiland Sachalin was gevlogen. Volgens de Russen was het vliegtuig bezig met een spionagevlucht en dus opzettelijk van zijn koers afgeweken. Zowel de Zuidkoreaanse als de Amerikaanse regering hebben dit ontkend. Het incident leidde tot grote verontwaardiging in het westen en tot een verdere verkoeling van de Amerikaans-Russische relaties. In de loop van 1984 verbeterden de verhoudingen tussen de beide Korea’s weer wat.

Zo werden in het begin van het jaar moeizaam verlopende besprekingen gevoerd over het afvaardigen van een gezamenlijke sportploeg naar de Olympische Zomerspelen te Los Angeles. Hiervan kwam niets toen Noord-Korea besloot de Spelen te boycotten. In aug. stelde president Tsjoen economische samenwerking voor. Opmerkelijk genoeg was daarbij geen sprake meer van de eis tot Noordkoreaanse verontschuldigingen voor de aanslag in Rangoon. Ook kwamen de besprekingen over één sportploeg, maar dan voor de Olympische Spelen van 1988 te Seoel, weer op gang.

In sept. werd Zuid-Korea getroffen door ernstige overstromingen als gevolg van zeer zware regenval. Daardoor werden zeker 200 000 mensen dakloos. Noord-Korea bood daarop hulpgoederen aan (rijst, cement, textiel en medicijnen). Zuid-Korea aanvaardde de hulp, niet omdat die echt nodig was, maar als gebaar van goede wil. De aldus ontstane opening leidde ertoe dat beide landen in okt. besloten tot geregeld economisch overleg.