Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Ultravioletastronomie

betekenis & definitie

v., deel van de sterrenkunde dat de uit het heelal komende ultraviolette straling bestudeert.

(e) De golflengte van ultraviolette straling ligt tussen ca. 25 en 350 nanometer, d.w.z. tussen de ‘zachte’ röntgenstraling en het zichtbare licht. Aangezien deze straling in de atmosfeer wordt geabsorbeerd, is onderzoek alleen mogelijk vanuit ballonnen (en dan alleen nog het nabije ultraviolet), raketten en kunstmanen.

Na het onderzoek van de Amerikaanse Copernicus-satelliet (1972) en de Europese TD 1-A (1972), volgde in 1978 de succesvolle International Ultraviolet Explorer (IUE). De satelliet was een samenwerkingsverband tussen de NASA (die o.a. de 45 cm-telescoop bouwde), Groot-Brittannië en de ESA. Doordat de satelliet in zijn baan op 36 000 km hoogte in feite ‘stil’ stond ten opzichte van het aardoppervlak, was een ononderbroken verbinding met hetzelfde grondstation mogelijk. Bovendien waren lange waarnemingstijden mogelijk (tot 14 uur achtereen), zodat ook zeer zwakke bronnen konden worden bestudeerd. De waarnemingen werden gedaan in twee golflengtegebieden tussen resp. 115—195 nanometer en 190—320 nanometer. Zij hadden betrekking op objecten in ons zonnestelsel, op hete sterren en röntgenbronnen (zoals röntgendubbelsterren en pulsars), op interstellaire nevels, andere sterrenstelsels en quasars. Sommige waarnemingsprogramma’s werden simultaan uitgevoerd met sterrenwachten op aarde.

De USSR lanceerde in mrt. 1983 een satelliet, de Astron, voor het onderzoek van zowel de ultraviolette straling als de röntgenstraling van hemellichamen. De telescoop aan boord was voorzien van een spiegel met een diameter van 80 cm. De VS zullen in 1988 een satelliet lanceren voor het in kaart brengen van de hemel in het nog vrijwel onbekende golflengtegebied tussen het verre ultraviolet en de röntgenstraling. De satelliet zal met vier 40 cm-telescopen worden uitgerust.