[Eng.], m. (-s), elektronisch apparaat waarmee de klanken van muziekinstrumenten vervormd kunnen worden.
(e) De eerste synthesizer werd vervaardigd in 1954, een aantal jaren later gevolgd door de beroemd geworden verbeterde versie van de Amerikaan Robert Moog, de moogsynthesizer. Aan het eind van de jaren zestig raakte dit instrument in gebruik bij zichzelf progressief noemende popgroepen, zoals Pink Floyd, maar de belangrijkste muzikale pionier was Walter Carlos. Zijn synthesizerbewerkingen van serieuze muziek leidden tot opmerkelijke resultaten, zoals te beluisteren is op zijn langspeelplaten Switched on Bach (1968) en Sonic seasonings (1971). Toch is het gebruik van de synthesizer grotendeels tot de popmuziek beperkt gebleven.
In het midden van de jaren zeventig werd de polyfone synthesizer geïntroduceerd, waarmee verscheidene geluiden tegelijkertijd konden worden voortgebracht. De ontwikkeling van het instrument kwam toen in een stroomversnelling. De bekendste synthesizerartiesten in die periode waren Jean-Michel Jarre, Tomita, Vangelis en de vertegenwoordigers van de Duitse school, onder wie Klaus Schulze, Tangerine Dream en Kraftwerk.
In de jaren tachtig raakte het progressieve karakter van de synthesizer op de achtergrond en begon het instrument ook in de commerciële popmuziek steeds meer de rol van de gitaar over te nemen. Daarmee ontstond ook het begrip synthesizerpop, waaronder tal van uiteenlopende groepen geschaard konden worden, zoals The Human League, Soft Cell, Orchestral Manoeuvres in The Dark en Depeche Mode.