Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Niet-gebonden landen

betekenis & definitie

Term voor een aantal landen die sinds het begin van de jaren zestig op basis van hun distantiëring van het oost-westconflict tot een gemeenschappelijk standpunt in de internationale politiek trachten te komen.

De groep van niet-gebonden landen valt in twee delen uiteen. Ten eerste de meer geografisch bepaalde groep van Afro-Aziatische (soms aangevuld met de Latijnsamerikaanse) staten, die haar oorsprong vond in de Afro-Aziatische Conferentie te Bandung in 1955; ten tweede de meer economisch, naar de graad van hun ontwikkeling bepaalde Groep van 77, die zich ten tijde van de eerste zitting van de VN Conferentie voor Handel en Ontwikkeling (UNCTAD) in 1964 heeft gevormd en is uitgegroeid tot meer dan honderd staten.

In de jaren 1960-61 verhevigden zich de spanningen van de Koude Oorlog. De Joegoslavische president Tito greep dit aan om te benadrukken dat het in het fundamentele belang van de ontwikkelingslanden was, om zich tegen de tweedeling in

de wereld te verzetten, en zich dienovereenkomstig te organiseren. Ongebondenheid betekende niet neutraliteit maar een positieve instelling van verzet tegen opname in de tweepolige oost-west-structuur. In juni 1961 werden in een voorbereidende vergadering in Cairo tussen Tito en de Egyptische president Nasser de agenda van een te houden conferentie en de criteria van ongebondenheid vastgesteld: deze zouden bestaan uit het hebben van een buitenlandse politiek van nationale onafhankelijkheid, gebaseerd op vreedzame coëxistentie, het steunen van nationale bevrijdingsbewegingen, en het verwerpen van multilaterale militaire bondgenootschappen en van bilaterale bondgenootschappen met de grote mogendheden.

De eerste conferentie van staats- en regeringshoofden vond plaats in Belgrado (sept. 1961). De volgende topconferenties waren die in Cairo (1964), Lusaka (1970), Algiers (1973), Colombo (1976), Habana (1979) en New Delhi (1982). In Algiers werd overgegaan tot de vorming van een permanent Bureau van de Conferentie, aanvankelijk bestaande uit 15 leden, later vergroot tot 25, volgens de verdeling: Afrika twaalf, Azië acht, Latijns-Amerika vier, Europa één. Het Bureau kreeg o.a. tot taak de volgende topconferentie en een tussentijdse conferentie van ministers van Buitenlandse Zaken voor te bereiden, en de activiteiten van de regeringen der ongebonden staten te coördineren. Het staatshoofd van het ontvangende land wordt tot de volgende topconferentie beschouwd als de voorzitter van de groep. Mettertijd nam het aantal staten dat geacht werd van de groep deel uit te maken toe; wat ook groeide was de onduidelijkheid van de criteria van ongebondenheid. Door een interpretatie die zich meer richt op de afwezigheid van vreemde strijdkrachten en militaire bases op het nationale grondgebied dan op een ongebonden ideologie, en door regeringswijzigingen in aanvankelijk ideologisch ongebonden landen, zijn staten als Noord-Korea, Cuba, Afghanistan en Vietnam nu lid van de groep.