Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Liberia

betekenis & definitie

(Republic of Liberia), republiek in West-Afrika, begrensd door Sierra Leone, Guinea, Ivoorkust en de Atlantische Oceaan, 111 369 km2, 2,04 min. inw. Hoofdstad: Monrovia.

ECONOMIE

De gemiddelde jaarlijkse bevolkingsgroei bedraagt 4 %; het geboortencijfer bleef 50 ‰ en het sterftecijfer steeg tot 21 ‰. De beroepsbevolking telt 683 000 personen, van wie 70 % in de landbouw werkzaam is. Van de oppervlakte is 3,4 % in gebruik als akkerland; de belangrijkste produkten zijn rubber (75 000 t; dalende opbrengst), bananen en vezelplanten zoals sisal en katoen. Het aandeel van de overwegend traditionele landbouw in de nationale economie daalt onophoudelijk. Ook de plantagelandbouw beleeft moeilijke tijden.

Dit betekent dat de economie steeds meer afhankelijk wordt van de door vreemd kapitaal overheerste en door de ‘Americans’ (de ca. 40 000 nakomelingen van vrijgelaten negerslaven uit de VS) geleide mijnbouw. 80 % van de export bestaat uit ijzererts: 13,5 mln. t met een ijzergehalte van 68 %. Een ander mijnbouwprodukt, industriediamanten, vertegenwoordigt met 308 000 karaat 7 % van de export. Rubber maakt 12 % van de export uit.

Liberia is de belangrijkste scheepvaartnatie ter wereld, althans als het aantal schepen dat in Liberiaanse registers is ingeschreven als criterium wordt genomen. Op 1.1.1980 voeren 2466 schepen onder Liberiaanse vlag, met een totaal van 81,5 mln. brt.

POLITIEK

Het beleid van president W.Tolbert, staatshoofd sinds 1971, vertoonde enkele nieuwe aspecten: een relatieve vrijheid van meningsuiting, vrijlaten van politieke gevangenen, optreden tegen corrupte ministers. Voorts stimuleerde hij deelname van de autochtone bevolking aan regering en zakenleven. Maar het economische en politieke leven bleef grotendeels in handen van de ‘Americans’. Onder Tolbert bleef de vermenging van politieke en zakelijke belangen in stand. Oppositie tegen zijn beleid werd geleidelijk aan hard aangepakt: bij een betoging in april 1979 tegen aangekondigde prijsverhogingen van rijst liet Tolbert op de betogers schieten, waarbij 74 doden vielen.

De toenemende economische problemen vanaf 1975 ten gevolge van de vermindering van de vraag naar ijzererts, het stijgende ongenoegen over de uitgaven voor de topconferentie van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (OAE, Monrovia, zomer 1979) en de groeiende corruptie, leidden op 12.4.1980 tot een staatsgreep. Tolbert kwam hierbij om het leven en de leider van de staatsgreep, sergeant-majoor Samuel Doe, volgde hem op; 13 functionarissen van de vorige regering werden gefusilleerd en de staat van beleg werd afgekondigd. Het bewind van Doe vond aanvankelijk geen internationale erkenning. Regeringsleden zagen zich de toegang tot werkvergaderingen van de OAE ontzegd. Als reactie hierop richtte Doe zich tot de USSR en Libië. In de loop van 1980 bezocht hij ook Tanzania en Ethiopië.

Om hun belangrijke investeringen in dit land niet in het gedrang te brengen, stonden de VS Liberia dan toch leningen toe. Onverwachts kwam er in april 1981 een honderdtal Amerikaanse militaire instructeurs in Monrovia aan. Kort daarop moest Libië zijn diplomatieke vertegenwoordiging terugtrekken en de USSR kreeg de raad een deel van het ambassadepersoneel naar huis te sturen. Dit alles bracht een breuk teweeg in het front van linkse intellectuelen en militairen. Geen enkele radicale sociale of economische hervorming kwam tot stand.

Doe kon de prijzen van de levensmiddelen niet onder controle houden. Enerzijds liet de president familieleden en vroegere medewerkers van Tolbert vrij, maar anderzijds liet hij in 1981 ook tal van studenten en kritische journalisten opsluiten.

In aug. van dat jaar zou er een met Libische steun geplande coup zijn mislukt. In verband daarmee werden vice-president generaal-majoor Thomas W.Syen en vier andere hoge officieren terechtgesteld. De als links bekend staande minister van economie en planning, Togba-Nah Tipoteh, vluchtte het land uit. Ter dood veroordeelde studentenleiders kregen in 1982 amnestie. Begin aug. 1983 maakte Doe bekend dat de People’s Redemption Council (PRC) de terugkeer naar een burgerbewind had goedgekeurd. Op 12.4.1984 zouden er weer politieke partijen worden toegelaten, in jan. 1985 zouden verkiezingen worden gehouden (begin april 1984 werd echter bekend gemaakt dat de verkiezingen met negen maanden waren uitgesteld). Op 21.11.1983 maakte Doe een samenzwering tegen het militaire bewind bekend.

Er volgden arrestaties, ook onder leden van de PRC. In april 1984 werden 13 samenzweerders ter dood veroordeeld, van wie er tien gratie kregen.

Op 3.7.1984 gingen bijna 1 mln. kiesgerechtigden naar de stembus om zich in een referendum uit te spreken over een nieuwe grondwet. Deze kreeg 90 % van de stemmen. Op 25.7.1984 werd de PRC vervangen door een interim Nationale Assemblée, die bestond uit de 22 leden van de PRC en 35 nieuwe leden uit alle delen van Liberia. Op dezelfde dag werd president Doe beëdigd als voorzitter van deze Assemblée. De volgende dag werd het vier jaar oude verbod op politieke activiteiten opgeheven. Een van de opstellers van de nieuwe grondwet, Amos Sawyer; werd op 19 aug. gearresteerd en ervan beschuldigd Doe tot aftreden te hebben willen dwingen. Op 7 okt. werd hij weer vrijgelaten.

LITT. S.H.Corder, Liberia under military rule (1980).