Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Klimaatverandering

betekenis & definitie

v., verandering van het klimaat.

(e) Het klimaat is voortdurend bezig te veranderen. IJstijden zijn een voorbeeld van lange perioden waarin de gemiddelde temperatuur lager is dan nu. Ook klimaatschommelingen met een kortere tijdschaal komen voor. In de 17e eeuw was de gemiddelde temperatuur lager dan de huidige, zoals ook bekend is van schilderijen uit die periode. Men noemt die periode daarom wel de kleine ijstijd. Ook nu komen schommelingen in de temperatuur voor. Er zijn een aantal mechanismen die hiervoor verantwoordelijk zouden kunnen zijn (toename kooldioxidegehalte, toename van stof in de atmosfeer, aantasting van de ozonlaag).

Er zijn aanwijzingen dat het klimaat in de nabije toekomst beïnvloed zal worden door de toename van het kooldioxidegehalte. Door het verbruik van fossiele brandstoffen (olie, gas, kolen) is het kooldioxidegehalte sinds het einde van de 19e eeuw met ca. 15 % toegenomen. Meer kooldioxide zal door een versterking van het broeikaseffect leiden tot een temperatuurtoename van het aardoppervlak. Men verwacht dat het kooldioxidegehalte aan het einde van de 21e eeuw verdubbeld zal zijn, met als gevolg een gemiddelde temperatuurstijging van 2 °C. Aan de polen zal de toename 6-8 °C bedragen. Ook het neerslagpatroon zal hierdoor kunnen veranderen.

Verandering in het stofgehalte in de atmosfeer zou ook kunnen leiden tot temperatuurveranderingen. Stof in de lagere atmosfeer heeft een broeikaseffect. Het is echter niet aangetoond dat het stofgehalte in de onderste lagen van de atmosfeer op wereldschaal is toegenomen (door lozingen van de industrie b.v.). De deeltjes regenen vrij snel uit, zodat hun verblijftijd in de atmosfeer kort is. Stof dat door vulkanen in de hogere atmosfeer wordt gebracht, heeft een langere verblijftijd, en schermt het zonlicht af. Men heeft aangetoond dat na vulkaanuitbarstingen de temperatuur plaatselijk lager wordt. Het effect op de gemiddelde wereldtemperatuur is echter klein. (Bij een atoomoorlog kunnen wel grote hoeveelheden stof in de stratosfeer gebracht worden, zodat een dergelijke oorlog naast allerlei andere verschrikkingen zal leiden tot een sterke afkoeling (zie nucleaire winter.)

Het gebruik van freonen als drijfgassen voor spuitbussen heeft ernstige gevolgen voor de ozon in de stratosfeer. Men schat dat deze fluor-chlooren fluor-waterstofverbindingen de ozonlaag met 5-10 % zullen reduceren. Dit kan leiden tot een (geringe) temperatuurdaling. Belangrijker is echter dat ozon de voor de mens schadelijke ultraviolette straling absorbeert, zodat een eventuele afbraak kan leiden tot een toename van allerlei huidziektes.