Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Guatemala

betekenis & definitie

(República de Guatemala), republiek in Midden-Amerika, 108889 km2, 7,48 mln. inw. Hoofdstad: Guatemala-Stad.

ECONOMIE

In het land heerst grote sociale onrust, mede wegens de ongelijke verdeling van de landbouwgronden. 75 % van alle bedrijven is kleiner dan 3,5 ha; zij beslaan niet meer dan 12 % van de cultuuroppervlakte. Daartegenover staat dat 0,2 % van de bedrijven groter is dan 450 ha; die nemen te zamen 36 % van de bodem in. De belangrijkste produkten van de akkerbouw waren in 1982 suikerriet (6,2 mln. t), maïs (1,2 mln. t), bananen (65 000 t) en koffie (162 000 t; 39 % van de export). Ook katoen (81 000 t) is een belangrijk exportartikel.

De mijnbouw van het land is een belangrijke producent van legeringsmetaalertsen zoals antimoon (1,35 mln. t), waarvan Guatemala de elfde wereldproducent is. Daarnaast komen in veel geringere hoeveelheden zink, koper, lood, cadmium, zilver en wolfraam, en sinds 1977 ook nikkelerts (6900 t in 1980) voor. Verder is Guatemala rijk aan kobalt, chroom, ijzererts en aardolie. Vooral om deze mijnbouwbelangen maakt Guatemala aanspraak op het grondgebied van Belize.

LITTERATUUR. zie Midden- Amerika.

POLITIEK

In de laatste jaren van het bewind van president Romeo Lucas Garcia maakte de strijd tussen het leger, de ultrarechtse paramilitaire organisaties en de guerrillabewegingen steeds meer slachtoffers, vooral onder de Indiaanse boeren in de departementen Quiché en Huehuetenango, onder de vakbondsleiders van de cnt (Confederación Nacional del Trabajo) en onder de studenten o.a. van de universiteit van San Carlos. Tussen jan. en sept. 1980 vielen er 3000 doden; in 1981 liep dat aantal op tot 11 000-13 500. Noordamerikaanse sekten werd geen strobreed in de weg gelegd, maar katholieke priesters en militanten, die evangelisatie gepaard deden gaan met sociale bewustmaking van het volk, moesten het ontgelden. Doordat geen van de vier presidentskandidaten een duidelijke meerderheid behaalde, moest het parlement in mrt. 1982 een president kiezen: het wees generaal Guevara Rodriguez aan als winnaar, op basis van een kleine meerderheid aan stemmen. Inmiddels hadden de drie andere kandidaten protest aangetekend tegen vermeende fraude. Er braken onlusten uit.

Op 23 mrt. brachten jongere officieren een junta aan de macht, waarvan de leiding werd toevertrouwd aan generaal Efraím Ríos Montt, die als christen-democratisch presidentskandidaat reeds in 1974 fraude aan de kaak had gesteld en later een actief lid van de Noordamerikaanse sekte Gospel Outreach was geworden. Hij kondigde een radicale ommekeer aan om de corruptie uit te bannen en het land te pacificeren. De guerrillaorganisaties wezen echter zijn amnestievoorstel af. Nadat hij op 9 juni als president en opperbevelhebber van het leger was aangesteld, proclameerde Ríos Montt op 1 juli de staat van beleg en begon hij een meedogenloze strijd tegen de Indiaanse boeren, die van medeplichtigheid met de guerrilla verdacht werden. Onder het motto ‘bonen en geweren’ werden tientallen dorpen vernield en de bewoners samengebracht in strategische dorpen onder controle van het leger. Per maand vielen er gemiddeld 1000 doden en er werd gewag gemaakt van kindermoord en kannibalisme. 9000 families vluchtten naar Mexico. Geconfronteerd met een negatieve groei van en een deficitaire handelsbalans besloot Ríos Montt de controle op de import te verscherpen en een bijzondere belasting op te leggen ten behoeve van hulp aan boeren onder regeringsbescherming.

Ríos stuitte echter vanaf nov. 1982 op verzet van de zakenwereld. Die werd ongerust over een door de VS geïnspireerd project voor landbouwhervorming. De repressie was tot dan toe veeleer met Israëlische hulp dan met VS-bijstand gevoerd, en extreem-rechtse groepen begonnen te klagen over een toenemende Amerikaanse inmenging. Ríos Montt had inderdaad in dec. bij een ontmoeting met de Amerikaanse president R.Reagan in Honduras een goede indruk gemaakt en de VS hadden in jan. 1983 hun hulp hervat.

Nieuwe executies van guerrillastrijders vonden plaats kort vóór en na het bezoek van paus Johannes Paulus n op 7.3.1983. Ríos Montt kondigde bij die gelegenheid verkiezingen aan en hief op 23 mrt. de staat van beleg op. Dat voorkwam echter niet dat het leger Ríos Montt op 8 aug. afzette. Hij werd voorlopig vervangen door minister van Defensie Oscar Mejía Victores. Al na enkele maanden besloot de militaire top echter, niet in de laatste plaats onder druk van de VS, iets meer afstand te nemen van de dagelijkse politiek. In juli 1984 vonden parlementsverkiezingen plaats die met 22 van de 88 zetels gewonnen werden door de links van het midden opererende Partido Democracia Cristiana Guatemalteca (PDCG).

De rechtse Unión del Centro Nacional (UCN) haalde er eveneens 22, en de ultra-rechtse Movimiento de Liberación Nacional — Central Auténtica Nacionalista (MLN-CAN), die dicht tegen de militairen aanleunde, haalde er 21. Mejía Victores verklaarde in 1985 te zullen aftreden en de macht te zullen overdragen aan een gekozen president.

Dit democratiseringsproces maakte evenwel geen einde aan het geweld in Guatemala. In 1984 werden naar schatting gemiddeld 200 politieke moorden per maand gepleegd, en de guerrillabeweging was onverminderd actief.

LITT. E.Lagoutte en M.Miquel, Guatemale, Belize (1979); S.Schlesinger en S.Kinzer, The untold story of the American coup in Guatemala (1982).