Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Griekenland

betekenis & definitie

Republiek in Zuidoost-Europa, op het Balkanschiereiland, 131 990 km2, 9,71 mln. inw. Hoofdstad: Athene.

ECONOMIE

Griekenland is een relatief arme landbouwstaat (35,7 % van de werkgelegenheid en 15 % van het BNP). De akkerbouw vindt plaats op 32 % van de oppervlakte (4,2 mln. ha) en levert belangrijke grondstoffen voor de industrie: 351 000 t olijfolie en 115 000 t tabak. Daarnaast zijn wijn (5,6 mln. hl, waarvan 17 % wordt geëxporteerd) en 653 000 t sinaasappelen belangrijk. 40 % van de oppervlakte wordt gebruikt als weide voor de veestapel van 8 mln. schapen, 4,6 mln. geiten, 1,38 mln. varkens en ca. 840000 runderen.

De mijnbouw produceert 23,4 mln. t bruinkool, 2,915 mln. t bauxiet, 789000 t ijzererts en verder nog lood, zink, chroom en nikkel.

In de industrie is er sprake van een duidelijke tweedeling. Enerzijds is er de traditionele verwerkende industrie (textiel, fruit- en groenteconserven) en de tabakverwerkende industrie, die 24 mrd. sigaretten per jaar produceert. Daarnaast is er de moderne industrie: ijzer- en staalverwerkende industrie (1 mln. t ruw staal per jaar), de scheepsbouw (26000 brt in 1979) en de chemische industrie.

De belangrijkste bijdrage (58 %) tot het BNP leveren de diensten, waarbij transport en vooral scheepvaart belangrijk zijn. Met 39,5 mln. brt heeft Griekenland de grootste handelsvloot van Europa. De tankervloot van 11,8 mln. brt is in omvang de derde van Europa. Het belangrijkste importprodukt is aardolie.

Een belangrijke component van de dienstenverlening is het toerisme. In 1981 bezochten 5,1 mln. buitenlandse toeristen Griekenland. Deze vakantiegangers, voornamelijk uit de BRD, de VS en Groot-Brittannië, zorgden voor 5 % van het nationale inkomen.

POLITIEK

In okt. 1980 werd Griekenland opnieuw opgenomen in de NAVO, waaruit het zich in 1974 had teruggetrokken als gevolg van de invasie van Turkije op Cyprus. Het Griekse parlement keurde na een driedaags debat de beslissing met 182 van de 300 stemmen goed. Daarop volgden hevige protestbetogingen in Athene.

Met ingang van 1.1.1981 werd het verdrag van kracht dat van Griekenland een volwaardig lid maakt van de EG (waarmee het sinds 1961 was geassocieerd).

Op 18.10.1981 werden wetgevende verkiezingen gehouden, waarbij de socialisten een klinkende overwinning behaalden: de PASOK (Panhelleense Socialistische Beweging) behaalde de absolute meerderheid. De rechtse Nieuwe Democratie viel terug en moest in de oppositie. De resterende 13 zetels gingen naar de communisten. De uiteengevallen Centrumpartij en een reeks snipperpartijen behaalden geen zetel, PASOK-leider Andreas Papandreoe werd premier.

Het eerste volle jaar van zijn ambtstermijn toonde Papandreoe zich een pragmatisch leider die in het ten uitvoer leggen van de vele door hem beloofde hervormingen de weg van de geleidelijkheid bewandelde. Zo begon de PASOK-regering afstand te scheppen tussen de staat en de machtige en zeer conservatieve orthodoxe kerk door het burgerlijk huwelijk in te voeren en overspel uit het strafrecht te schrappen. De regering liberaliseerde de uiterst repressieve vakbonds- en arbeidswetten en Papandreoe rehabiliteerde het communistische verzet tegen de bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog dat door het rechtse bewind altijd was verguisd. Eind nov. 1982 diende de regering bij het parlement ten slotte een wetsvoorstel in dat de vrouw in huwelijk en echtscheiding dezelfde rechten toekent als de man. Papandreoe nam ook een reeks maatregelen om het vertrouwen van het bedrijfsleven te winnen en stelde anderzijds de aangekondigde nationaliseringen van een reeks sleutelbedrijven uit.

In de NAVO toonden de Grieken zich niet altijd gemakkelijk, o.a. omdat zij telkens weer hun geschillen met NAVO-bondgenoot Turkije over Cyprus en de Egeische Zee op tafel brachten, iets wat onder Papandreoe veel agressiever geschiedde dan voorheen. Maar Griekenland bleef een volwaardig lid van de alliantie.

De gemeenteraadsverkiezingen van 17 en 24.10.1982, die beschouwd werden als de eerste populariteitstest voor de regering, leverden voor de PASOK een bevredigend resultaat op. Ongeveer vier vijfde van de steden kreeg een links bestuur. Papandreoe nam in 1983 in de NAVO afstand van het dubbelbesluit van 1979. Ook in EG-verband nam Papandreoe aparte standpunten in. Maar van uittreden uit die twee organisaties, zoals hij in zijn verkiezingscampagne van 1981 had beloofd, was geen sprake meer.

Ondanks zijn belofte dat de Amerikaanse militaire basissen in Griekenland zouden worden ontruimd, ondertekende hij op 15.7.1983 met de VS een verdrag waardoor de Amerikanen de basissen nog tot eind 1989 kunnen gebruiken. Dat de anti-Amerikaanse gevoelens in Griekenland nog sterk aanwezig zijn, o.a. vanwege de Amerikaanse steun aan het kolonelsregime, bleek o.a. uit het feit dat de betoging op 17 okt. ter herdenking van de tien jaar tevoren door de kolonels bloedig neergeslagen studentenopstand in Athene, een uitgesproken anti-Amerikaans karakter droeg. Twee dagen tevoren was in Athene de Amerikaanse marine-attaché door onbekenden vermoord.

Papandreoe was als voorzitter van de EG-Raad in dec. de gastheer van de EG-top, die ondanks zijn politiek manoeuvreertalent een volslagen flop werd. De voornaamste zorg van Papandreoes socialistische PASOK-regering was het bestrijden van de ernstige economische problemen. Op 9.1.1983 werd de drachme met 15,5 % gedevalueerd. De van de vorige regering geërfde hoge inflatie bleef rond de 20 % schommelen. De werkloosheid bedroeg 8-10 %. Eind dec. werd aangekondigd dat het BNP in 1983 maar met een half procent was gestegen.

De toch al verouderde industrie, die onder het PASOK-bewind weinig animo tot investeren vertoonde, leed zwaar onder de EG-concurrentie. En de inkomsten uit twee traditioneel sterke sectoren, de scheepvaart en het toerisme, daalden aanzienlijk.

Eind 1984 maakte de regering bekend dat de Griekse strijdkrachten zouden worden omgevormd om in de eerste plaats het hoofd te kunnen bieden aan een eventuele aanval van NAVO-bondgenoot Turkije. Daarmee onderstreepte de PASOK-regering te meer dat Griekenland zijn voornaamste bedreiging niet in het Warschaupact, maar in erfvijand Turkije ziet. In nov. 1984 was het al tot een openlijke twist tussen Athene en Ankara gekomen door de stationering van een Griekse brigade en twee smaldelen F5-gevechtsvliegtuigen op het eiland Lemnos, dat volgens Turkije krachtens internationale verdragen gedemilitariseerd moet blijven. Papandreoe bleef echter op internationaal gebied in feite een pragmatische koers volgen en repte met geen woord meer over een vertrek uit de NAVO of de EG. Dat was begrijpelijk omdat het EG-lidmaatschap Griekenland in 1984 een netto-kapitaaltoevloed van $ 850 mln. opleverde. Niet te versmaden in een land dat, o.a. door de sterke teruggang van zijn koopvaardijvloot, erg had te lijden van de internationale recessie.

De teruggang van de populariteit van de PASOK bleek ook in de Europese verkiezingen van juni 1984 waarin zij met 41,5 % een verlies van 6,5 % leed. Nieuwe Democratie behaalde 38 % van de stemmen. De Moskougezinde Communistische partij (KKE) verloor licht en de grote verliezer was de Democratisch-Socialistische Partij (KODISO). De vrees voor een heropleving van uiterst-rechts verdween toen bleek dat de in jan. gestichte extreem-rechtse Nationale Politieke Unie (EPEN) slechts 2 % had behaald. Op haar stichtingsvergadering had de EPEN een op band opgenomen boodschap van de levenslang gevangen zittende kolonel Georgios Papadopoelos, leider van de staatsgreep van 1967.

LITT. L.Tsoukalis, Greece and the European Community (1979); S.M.Lubsen-Admiraal en H.Scholte, De Griekse eilanden (1983).