Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Gambia

betekenis & definitie

republiek in West-Afrika, 11295 km2, 620000 inw. Hoofdstad: Banjul.

POLITIEK

Gambia kende sinds de onafhankelijkheid in 1965 een grote mate van politieke stabiliteit. Weliswaar werd het land sinds 1965 ononderbroken geregeerd door de People’s Progressive Party (PPP) van president Jawara en slaagde deze partij er bij iedere verkiezing weer in haar positie verder te versterken, maar de PPP kon weerstand bieden aan de verleiding alle overige politieke partijen te verbieden. Traditioneel is de PPP een plattelandspartij. Banjul, de hoofdstad, is van oudsher het bolwerk van de United Party (UP), in de oppositie sinds 1965 en sindsdien gestaag aan invloed verliezend. Het is vooral de voortdurende trek van plattelandsbewoners naar de hoofdstad geweest, die de positie van de UP heeft ondermijnd. Bij de verkiezingen van april 1977 veroverde de UP nog slechts twee zetels in het parlement; één daarvan ging bij tussentijdse verkiezingen een maand later weer verloren aan de PPP.

In sept. 1978 sloot tenslotte het enig overgebleven parlementslid voor de UP zich bij de PPP aan. Daarmee was de National Convention Party (NCP), in de jaren zeventig ontstaan en sinds 1977 met vijf zetels in het parlement vertegenwoordigd, de enige oppositiepartij geworden. Evenmin als de PPP beschikte echter de NCP over veel aanhang in Banjul. Het gevolg was dat de bevolking van Banjul binnen het bestaande politieke systeem vrijwel niet meer over kanalen beschikte waarlangs zij haar ontevredenheid over het beleid van Jawara en zijn PPP kon uiten. De politieke ontevredenheid werd o.a. veroorzaakt door de langdurige monopolistische machtspositie van de PPP en de daarmee gepaard gaande uitwassen van corruptie en nepotisme. Andere oorzaken van de ontevredenheid waren:

1. de nauwe samenwerking met Senegal, die zich ontwikkelde in de richting van een steeds grotere mate van politieke en economische integratie en waarvan men in Banjul een aantasting vreesde van Gambia’s relatief welvarende positie;
2. de als gevolg van de voortdurende ontvolking van het platteland groeiende werkloosheid in de hoofdstad;
3. de sterke expansie van de toeristenindustrie, waarvan juist in de hoofdstad de sociaal ontwrichtende effecten het sterkst werden gevoeld.

De regering trachtte aan de groeiende ontevredenheid het hoofd te bieden door te streven naar efficiënter bestuur en door in het vijfjarenplan voor de periode 1975-80 de nadruk te leggen op de ontwikkeling van het platteland, met de bedoeling de welvaartsverschillen tussen het platteland en Banjul te verkleinen en zo de trek naar de hoofdstad tot staan te brengen. Dit beleid werd echter doorkruist door een ernstige droogteperiode in 1978 en door de internationale economische recessie. De groei van steeds militanter opererende oppositiebewegingen als de Movement for Justice in Africa (MOJA) en de Gambia Socialist Revolutionary Party (GSRP) leek dan ook niet te stuiten. In 1980 kwam het tenslotte tot de eerste politieke crisis van betekenis. Het vermoeden dat met steun van Libië een staatsgreep werd voorbereid, deed de Gambiaanse regering op 30 okt. van dat jaar besluiten de betrekkingen met dat land te verbreken. In het kader van het defensieakkoord met Senegal arriveerden de volgende dag 400 Senegalese militairen in Banjul om de orde te handhaven.

De MOJA en de GSRP werden verboden. Op 9 nov. leek de crisis bezworen en trokken de Senegalese troepen zich weer uit Banjul terug. Op 30 juli 1981 echter, toen Jawara in verband met het huwelijk van de Britse kroonprins Charles in Engeland verbleef, greep een aantal officieren van de Field Forces, gesteund door leden van de GSRP, de macht. Nog diezelfde dag echter trokken opnieuw Senegalese troepen Gambia binnen, teneinde Jawara in zijn functie als president te herstellen. Daarna werd de staat van beleg afgekondigd.

Dat alles bracht echter geen oplossing voor de economische problemen. Zowel in 1980 als in 1981 was de aardnotenoogst mislukt, wat het land van zijn belangrijkste exportprodukt beroofde. De toeristen bleven weg, ook de zwarte Amerikanen die in de afgelopen jaren het spoor hadden gevolgd van Alex Haley, de auteur van Roots, die in Gambia zijn voorouderlijke vaderland had gesitueerd. Geconfronteerd met deze combinatie van politieke en economische problemen ging Jawara in op Senegalese voorstellen om een confederatie te vormen. Op 1.2.1982 ontstond aldus Senegambia, een federatie van beide landen met Abdou Diouf van Senegal als president en Jawara als vice-president. Op 2.2.1984 verlengde het parlement met één jaar de staat van beleg, die sinds de poging tot de staatsgreep van 3.7.1981 van kracht was.

De processen tegen de deelnemers aan de staatsgreep werden eind mei afgesloten. In totaal werden 63 personen ter dood veroordeeld. Op 17 febr., ter gelegenheid van de verjaardag van de onafhankelijkheid, had president Jawara reeds aan 27 van hen gratie verleend; hun doodstraf werd omgezet in gevangenisstraf.