Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Fossey, brigitte

betekenis & definitie

Frans filmactrice, *15.6.1946 Tourcoing. Fossey maakte als vijfjarige indruk in de film Jeux interdits (1951) van René Clément.

Dit optreden werd gevolgd door een andere kinderrol in The happy road (1957). Fossey studeerde filosofie en trad vanaf 1967 opnieuw op in een hele reeks films, o.a. Le grand Meaulnes (1967), Adieu Tarni (1968), Les valseuses (1973), Quintet (1978), Un mauvais fils (1980), Enigma (1981). Zij vertolkte ook toneel- en televisierollen. fotografie

[<Gr.], v., verzamelbegrip voor de werkwijzen, waarbij door licht afbeeldingen van voorwerpen kunnen worden vastgelegd op lichtgevoelig materiaal.

(e) Het enthousiasme waarmee de mens blijft fotograferen (jaarlijks worden ca. 3,9 mln. elektronische flitsapparaten en ca. 1,1 mln. diaprojectoren verkocht) kan wellicht gedeeltelijk worden verklaard door het feit dat plaatjes maken een van

de weinige handelingen is die de voorbije jaren goedkoper in plaats van duurder is geworden. De Japanse fotografische industrie heeft in de loop der jaren een wereldpositie opgebouwd, m.n. in 1980 de camerabouw. De Japanners kwamen als eersten met vele technische vernieuwingen; daarbij stak de kwaliteit/prijs-verhouding van hun produkten gunstig af bij die van de Westeuropese en Amerikaanse concurrentie. Een opmerkelijke ontwikkeling is de toepassing van de micro-elektronika, m.n. voor de automatisering. Ook op het gebied van lichtgevoelig materiaal, de optiek, (kleuren)vergrotingsapparaten en flitsers werden belangrijke verbeteringen tot stand gebracht.

Camerabouw. De eenoogspiegelreflexcamera (Eng. single lens reflex, SLR) is een instrument geworden dat in praktisch alle fotografische situaties, van micro- tot astrofotografie, kan worden gebruikt. Dit is mogelijk doordat diverse onderdelen, m.n. het objectief, verwisseld kunnen worden. Bij systeemcamera’s zijn ook het zoekersysteem (of in ieder geval het matglas) en de achterwand verwisselbaar, en kan een motoraandrijving van het filmtranspoM worden aangebracht.

Men tracht het camerahuis en de objectieven zo compact mogelijk te maken. Dit is vooral van belang bij camera’s met veel accessoires. Voor sommige typen werd een afwijkende vorm geïntroduceerd die een beter houvast aan de camera verschaft dan het klassieke model. De bajonetvatting voor de objectieven wordt tegenwoordig veel meer toegepast dan de schroefdraadvatting. Dit betekent dat ook toebehoren als tussenringen, balgapparaat e.d. voorzien moeten zijn van een passende bajonetvatting. Deze accessoires zijn weliswaar handiger (m.n. sneller) in het gebruik, maar ook duurder dan die met schroefdraadvatting.

Er bestaan nu spleetsluiters met een sluitertijd van 1/2000 s (vroeger was het maximum 1/1000 s) en die een synchronisatietijd voor elektronenflits tot 1/125 s (vroeger ca. 1/50 s) bieden. Dit is bereikt door metalen sluiterlamellen te gebruiken in plaats van rubber doek. Deze laat men verticaal bewegen, dus langs de kortste zijde van het beeldvenster.

Het meten van de vereiste belichtingstijd door-de-lens (DDL-lichtmeetsysteem) is gemeengoed geworden bij SLR’S’. In het algemeen geschiedt de lichtmeting vóórdat de sluiter wordt ontspannen. Bij enkele topmodellen wordt gemeten tijdens het belichten van de film. Hierbij wordt het licht gemeten dat door het blootgestelde stukje film wordt gereflecteerd. Van hetzelfde principe gaat men uit bij het regelen van de flitsduur door-de-lens. Een extra siliciumcel fungeert Hierbij als sensor van de elektronenflitser en ‘knijpt’ binnen 1/10 000 s de flitser af zodra de lichtdosis voldoende is. De elektrische verbindingen tussen camerahuis en flitsapparaat hoeft men niet meer met een apart flitssnoertje tot stand te brengen: in het flitsschoentje waarin het flitsapparaat met zijn voetje wordt bevestigd op de camera, zitten de benodigde aansluitingen.

Als lichtgevoelige cel worden vooral de cadmiumsulfidecel en de siliciumdiode toegepast. De eerste is zuiniger met het stroomverbruik, maar reageert iets trager dan siliciumcellen, m.n. bij zeer zwak licht. De uitslag van de belichtingsmeter is in de zoeker te zien aan de stand van een meternaald of door het oplichten van een lichtemitterende diode (LED). Bij de meting draagt het beeldcentrum het meeste bij tot de uiteindelijke aanwijzing (zgn. semi-spotmeting).

De paraatheid van de camera werd vergroot door de invoering van volautomatische belichtingssystemen; verder werd een constructie toegepast waarbij alle belangrijke instelgegevens in de zoeker zichtbaar zijn (tot zelfs een indicatie dat het flitsapparaat flitsbereid is). Sommige modellen zijn voorzien van een motor(film)transport. Recent is

de ontwikkeling van automatische scherpstelsystemen (zgn. autofocus), werkend met ultrageluid als een soort sonar, of berustend op een elektro-optische meting van het beeldcontrast (zijnde een maat voor de afbeeldingsscherpte). Bij vele modellen SLR’s wordt door het aanbrengen van de bijbehorende flitser de sluitertijd automatisch op de X-tijd gezet (meestal 1/60 s). Echt volautomatisch flitsen is alleen mogelijk indien de flitssensor zich achter het objectief in het camerahuis bevindt. Dan maakt het ook niets meer uit of de flits b.v. naar het plafond gericht is (zgn. indirecte flits): elke belichtingsverlengende omstandigheid wordt vanzelf ingecalculeerd.

Er zijn thans drie belichtingsautomaatsystemen in zwang.

1. Automaat met diafragmavoorkeuze: de camera meet de bij het gekozen diafragma en bij de heersende lichtomstandigheden passende sluitertijd. Deze sluitertijd wordt in de zoeker aangegeven en bij ontspannen automatisch gerealiseerd. In de zoeker kan men zien of deze sluitertijd niet te lang is om uit de hand nog voldoende trillingsvrije foto’s te nemen. Valt de correcte sluitertijd buiten de mogelijkheden van de camera, dan wordt dat ook aangegeven in de zoeker of er treedt automatisch een blokkering in werking. Dit systeem is zeer betrouwbaar te maken, zeker als de sluiter elektromagnetisch bediend wordt.
2. Automaat met sluitertijdvoorkeuze: de camera meet de bij de gekozen sluitertijd en heersende lichtomstandigheden passende diafragmawaarde en brengt die over op het objectief. Deze diafragmawaarde wordt soms ook in de zoeker aangegeven, evenals het eventueel buiten de mogelijkheden van de camera vallen. Dit systeem is kwetsbaarder dan het eerste, omdat de bediening van het diafragma meer mechanische onderdelen omvat. Bij het fotograferen van zeer beweeglijke onderwerpen, b.v. sportgebeurtenissen, biedt dit systeem echter voordelen: door een korte sluitertijd te kiezen kan men bewegingsonscherpte voorkomen.
3. De programma-automaat: men stelt niets zelf in; de camera staat normaliter op een sluitertijd van ca. 1/60 s ingesteld; door het indrukken van de ontspanknop wordt het belichtingsmeetsysteem ingeschakeld, dat onmiddellijk en automatisch het passende diafragma instelt. Bij teveel licht voor zelfs de kleinste diafragmaopening kiest de camera automatisch de naastvolgende kortere sluitertijd uit de reeks; bij te weinig licht voor zelfs de grootste diafragmaopening wordt automatisch de naastvolgende langere sluitertijd uit de reeks ingesteld, en/of verschijnt er in de zoeker een waarschuwingsteken dat men dient te flitsen of een statief moet gebruiken (voor een tijdopname).

Naast deze drie belichtingsautomaatsystemen is er nog altijd de ‘handbediening’ (Eng. manual, afgekort M). Camera’s waarin al deze systemen zijn verenigd, noemt men multi-automaten. Deze voorzieningen zijn mogelijk geworden door toepassing van de micro-elektronika. Zo wordt b.v. het licht weliswaar met geheel geopend diafragma gemeten (omwille van een helder matglasbeeld), maar het ingebouwde computertje rekent dit gegeven om tot de bij het gekozen kleinere diafragma behorende sluitertijd uit een praktisch continue reeks (‘traploos’). De automatische belichtingsregeling zal voor amateurgebruik in een zeer groot aantal gevallen een correcte belichting garanderen. Het systeem is echter, evenals trouwens elk ander lichtmeetsysteem, afgestemd op objecten met een gemiddeld contrast.

Wijkt de lichtverdeling van het tafereel hiervan aanmerkelijk af, dan moet dienovereenkomstig bijgestuurd worden, of zelfs een keuze gemaakt worden, zoals: de schaduwpartijen resp. juist de hoge lichten laten prevaleren. Voorbeelden van afwijkende onderwerpscontrasten zijn: tegenlichtopnamen, sneeuwlandschappen, reproduktie van een oude foto. Sommige camera’s hebben een speciale correctieknop voor dit soort gevallen. Deze moet echter met overleg gebruikt worden; dit kan niet geautomatiseerd worden. De elektronikacomponenten vereisen een elektrische voeding; het batterijcompartiment is dan ook een vast onderdeel geworden van de moderne camera.

In de zoeker ziet men het matglasbeeld tot vrijwel 1:1 vergroot. De trend is de inkijkopening zodanig groot te nemen dat ook brildragers het gehele matglas kunnen overzien, inclusief de overige indicaties. Alleen de professionele modellen hebben verwisselbare matglazen en zoekers. Het matglas is dan optimaal aan te passen aan speciale eisen, b.v. bij architectuurfotografie gebruikt men een matglas met ruitjesverdeling als hulpmiddel om vertekeningen te signaleren.

Het klassieke matglas (geëtst glas) is nog steeds het middel bij uitstek om de beeldcompositie te bepalen, m.n. wat betreft de scherpte- en kleurverdeling. Voor het scherpstellen zelf heeft de instelwig in het matglascentrum zich definitief een plaats veroverd tussen de andere scherpstelmiddelen, zoals het (microprisma)instelraster. De instelwig toont het object als twee ten opzichte van elkaar verschoven delen zolang niet zeer precies op dat object is scherpgesteld. Ten opzichte van scherpstellen op matglas is, behalve de nauwkeurigheid en snelheid (heen en weer pendelend scherpstellen is niet meer nodig) ook de helderheid van de instelwig een pluspunt. Een nadeel ervan, evenals van het microprisma-instelraster, is dat het alleen goed werkt bij de grotere diafragmaopeningen, die bij b.v. lange telelenzen zelden voorkomen. Een recent ontwikkelde variant van de instelwig is bruikbaar tot diafragma 8.

Ook laat de instelwig verstek gaan bij scherpstellen op objecten met weinig structuur, b.v. wolken. Daarom worden tegenwoordig alle standaardmatglazen uitgerust met een smalle ring van microprisma’s rondom de instelwig, zodat beide scherpstelsystemen de fotograaf ter beschikking staan. Bij verwisselbare matglazen kan men nog gebruik maken van een speciaal voor gebruik met teleobjectieven geschikt matglas.

Het nadeel van een matglasbeeld in het algemeen is de lichtafval naar de hoeken toe, vooral bij de SLR-camera. Bij deze camera is dit euvel niet te omzeilen zoals bij de grote technische camera’s (nl. door het matglasbeeld vanuit een andere positie, meer naar een hoek toe, te bekijken). Deze moeilijkheid is bij SLR-camera’s steeds opgelost door het matglas te combineren met een zgn. fresnellens. De ringen van zo’n lens zijn te zien en zijn soms storend. De nieuwste matglazen, vervaardigd door gebruik te maken van een nieuwe matteringstechniek (laserstraal), zijn effectief tot in de hoeken zonder hinderlijke ringen te vertonen. Ook is een matglas op de markt verschenen dat volgens een geheel nieuw principe werkt: het gehele glasoppervlak is bedekt met microscopisch kleine, platbolle lensjes, die als honingraten aaneensluiten. Een zeer helder, tot in de hoeken

goed zichtbaar matglasbeeld is het resultaat, dat zelfs kritischer scherpstellen toelaat dan een conventioneel matglas; dit matglasbeeld is principieel vrij van ringen.

Men tracht tegenwoordig zoveel mogelijk mechanische onderdelen te vervangen door elektronische. Zo wordt in de nieuwere modellen de belichtingsmeter niet meer afgelezen met behulp van een wijzernaald, maar door het oplichten van een licht-emitterende diode uit een reeks. Deze diodes zijn niet alleen veel schokbestendiger, maar zijn ook bij zeer weinig licht (donker matglasbeeld) uitstekend zichtbaar. Professionele modellen zijn nog verfijnder uitgevoerd, aangezien de instelgegevens in digitale vorm in de zoeker zichtbaar zijn. Ook het eigenlijke sluiterontspanningsmechanisme wordt hoe langer hoe meer vervangen door een elektromagnetische inrichting. Een bijzondere mogelijkheid die dit biedt is b.v. de camerabediening.op afstand (via een kabelverbinding of zelfs draadloos, in gebruik bij o.a. dierfotografie).

Verder kan men elektronische in plaats van mechanische bedieningsorganen toepassen, b.v. een vederlichte tiptoets als ontspanknop. Om de batterijen te sparen is meestal een automatische afslag voorzien die b.v. na 20 s in werking treedt.

In de amateursector is het streven naar nog compactere fotoapparaten nog steeds richtinggevend. Zo is Kodak in 1982 met de schijffotografie op de markt gekomen (zie disc-camera). De beelden worden door middel van een zeer platte camera gemaakt op een schijfvormige drager van 65 mm diameter waarop 15 beelden van 8 mm x 10,5 mm kunnen gemaakt worden. De lichtgevoelige film heeft een zeer hoge gevoeligheid, hoge scherpte en geringe korreligheid.

Het fotografisch lichtgevoelig materiaal is verbeterd, o.a. voor wat de gevoeligheid betreft, met b.v. de Agfapan Vario XL Professional kunnen belichtingen worden uitgevoerd alsof de gevoeligheid 22 DIN, 33 DIN en zelfs 36 DIN is. Er komen ook nieuwe kleurennegatieffilms op de markt, zoals Ilfocolor 100 en 400 van Ilford, de Fujicolor HR 100 en HR 400 van Fuji. Ook Kodak heeft in de loop van 1982-83 nieuwe materialen geïntroduceerd voor zwart-wit en kleur o.a. Kodacolor VR 1000, 400, 200 en 100 en Vericolor in die gebaseerd zijn op het gebruik van speciale emulsies waarvan de zilverhalogenide kristallen een tabulaire vorm hebben.

Ook in de amateurcinematografie is er sprake van nieuwe snufjes. Voor relatief weinig geld kan men een geluidscamera met telescoopmicrofoon en ingebouwde schoudersteun kopen. Deze kan een filmmagazijn voor 60 m bevatten, zodat ook de 8 mm-filmer echte speelscènes aankan. Agfa-Gevaert bracht als eerste het super-8-family-systeem op de markt. Dit bestaat uit een uiterst eenvoudig te hanteren camera en een bijbehorende tafelmonitor of projector met een scherm. De camera is in staat om filmbeeldjes afzonderlijk te belichten.

Daardoor is het in principe mogelijk om miniatuur-dia's vast te leggen, tussen de bewegende scènes in. Een codesein op het filmrolletje zorgt ervoor dat bij de projectie het beeld seconden lang op het scherm wordt vastgehouden.