Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Filatelie

betekenis & definitie

v., het verzamelen van postzegels.

(e) Ook het verzamelen van postzegels is niet ontkomen aan de schaalvergroting die zich in alle sectoren van het maatschappelijk leven na de Tweede Wereldoorlog heeft voorgedaan. In de jaren zeventig is de ontwikkeling zelfs stormachtig geweest: de prijsontwikkeling in de filatelie leek in 1975 af te stevenen op een hoogtepunt. Maar nog voor de internationale postzegeltentoonstelling Amphilex 77 openbaarden zich de eerste tekenen van de ineenstorting van de markt.

Men behoeft alleen maar in de postzegelcatalogus voor Nederland te kijken om de schaalvergroting bevestigd te krijgen. In dit werk zijn de gevolgen van het kelderen der prijzen in de afgelopen tien jaar overigens niet of nauwelijks terug te vinden. Elke postzegel die de Ned. posterijen sinds 1852 hebben uitgegeven, heeft in de Speciale catalogus een nummer en een prijs. De eerste vijfhonderd zegels werden uitgegeven tussen 1852-1948, d.w.z. binnen een tijdsverloop van ca. 50 jaar.

Het duizendtal werd ongeveer 25 jaar later bereikt, nl. in 1971. Dat kwam neer op een verdubbeling van het aantal zegels, en dat terwijl de Ned. PTT een terughoudend uitgiftebeleid heet te voeren. Dit beleid houdt in dat ca. 20 bijzondere zegels per jaar worden uitgegeven, die te zamen ongeveer f 25,- kosten. Hiermee bevindt Nederland zich, evenals landen als België en Groot-Brittannië, inderdaad onder de zuinige uitgevers.

Niet alleen het betrekkelijk kleine Nederland, ook veel andere landen hebben steeds meer postzegels uitgegeven. De oplage van een bijzondere postzegel ligt tussen de 14—16 mln., behalve voor de kinder- en zomerpostzegels, waarvan de oplage per zegel ca. 3 mln. bedraagt. Voornamelijk de Oosteuropese landen en de vele nieuwe staten in Afrika hebben de postzegel ontdekt als een bron van inkomsten in harde valuta. Vooral nieuwe landen, waarvan de bevolking zelf nauwelijks postzegels behoeft, zijn begonnen met een massale uitgifte van zegels. Daarenboven hebben allerlei afhankelijke ministaatjes over de gehele wereld alvast genoegen genomen met postale onafhankelijkheid. Dit hield in dat zij de markt overstroomden met kleurige plaatjes die in vele gevallen het land waarvan de naam op de zegels gedrukt staat niet eens binnen zijn geweest.

De drukorder werd in het buitenland geplaatst, een tussenpersoon bevoorraadde de groothandel en de netto-opbrengst werd overgemaakt naar het Ministerie van Financiën op een eilandje in de Grote Oceaan. De waarden die op deze zegels staat gedrukt, hebben alleen in naam nog iets te maken met het bewijs van vooruitbetaling voor het vervoer van een poststuk dat een postzegel eigenlijk is. Door deze ontwikkeling is de postzegel gedegradeerd tot een produkt van de grafische industrie dat een ongekende meerwaarde krijgt doordat de uitgevende instantie er zijn naam en een waarde aan geeft. De drukkosten zijn voor elke zegel gelijk, maar het maakt een hemelsbreed verschil in opbrengst of een zegel f 0,70 kost (voor een brief) of, zoals de duurste, f 6,50 (voor een expressebrief of een aangetekend stuk). De produktiekosten bedragen een fractie van de faciale waarde. De verdiensten zijn voor het agentschap dat als tussenpersoon optreedt, de groothandel die de weg weet om de detailhandel te interesseren en de ontvanger van de revenuen.

Er zijn onder de verzamelaars drie categorieën te onderscheiden.

De kleinste groep is een elitégezelschap van verzamelaars. Dezen zijn financieel volkomen onafhankelijk en hebben bovendien de filatelie bestudeerd. In deze groep treft men tevens de mensen aan die zich elke uitgave voor hun filatelistische hobby kunnen veroorloven en die ook wel iets van postzegels weten.

De tweede groep is niet minder elitair, maar het ontbreekt hun aan de onbeperkte geldmiddelen om zich alles te kunnen permitteren. Deze hobbyisten slagen er door hun vindingrijkheid, gedegen kennis en fijne neus in toch mooie collecties op te bouwen.

De derde categorie is de grootste; zij wordt gevormd door de grote aantallen mensen die dank zij de moderne reclame met hun eigen interesse proberen een postzegelverzameling bijeen te brengen. Deze verzamelaars kopen de dure plaatjes lukraak bij de posterijen van hun land, op tentoonstellingen, bij alle mogelijke posterijen uit allerlei landen, tegen de prijs die op de zegels gedrukt staat. Zij rekenen zich rijk aan de ‘nominale’ waarden, aan de prijsnoteringen in de verschillende wereldcatalogi. Later blijkt de teleurstelling, nl. dat de voor veel geld aangeschafte en hooggeschatte postzegelverzameling maar een fractie opbrengt van wat de bezitter erin had gestoken.

Dezelfde mentaliteit spoort anderen aan om oude en nieuwe gebieden die plotseling sterk oplopen te verzamelen. Bij gebrek aan geld laat men zich verleiden tot het aanschaffen van onvolledige series, terwijl bij gedwongen verkoop (uit geldnood b.v.) blijkt dat juist de ontbrekende waarden uit de serie de prijs bepalen.

Deze laatste categorie verzamelaars vormt de hoofdmoot van de cliënten bij de gewone postzegelhandel. Er worden enorme bedragen uitgegeven aan catalogi en albums, die veelal massaprodukten van minder goede kwaliteit vertegenwoordigen. Deze categorie verzamelaars spaart postzegels met motieven en heeft een voorkeur voor mooie plaatjes. Deze soorten zegels komen vaak van landen waar de posterijen maar een klein actieterrein hebben. Er zijn landen waarvan de zegels jaargangsgewijs in de handel te koop worden aangeboden, vers van de drukkerij. Voor dergelijke waar worden bedragen besteed die een buitenstaander ongeloofwaardig in de oren klinken. Het gevaar is niet denkbeeldig dat op den duur postzegels alleen nog maar nut hebben voor de verzamelaar, omdat het onmogelijk blijkt er nog een postale betaling mee te kunnen doen.

De stortvloed van nieuwe uitgiften heeft intussen ook invloed gehad op de postzegelhandel. Deze kon op den duur het aanbod niet meer verwerken. Bovendien waren de kapitalen die gemoeid zijn met het aanleggen van een werkvoorraad dermate groot, dat de handel voor de financiering ervan is aangewezen op bankkrediet. De rente die daarvoor moet worden betaald, is uit de winst niet op te brengen. De toekomst ziet er voor de gemiddelde postzegelhandel dan ook niet rooskleurig uit.

Grote aantallen verzamelaars die zich hebben toegelegd op het postfris bijeenbrengen van postzegels in de mening dat zij daarmee een appeltje voor de dorst wegleggen, moeten bij verkoop meestal horen dat hun bezit onverkoopbaar is omdat de interesse wegens het te grote aanbod te gering is. Niet voor niets heeft de voorzitter van de Ned. Vereeniging van Postzegelhandelaren in sept. 1984 de PTT in het openbaar verzocht de oplagen van de bijzondere postzegels drastisch te verlagen. Er hangt een bui van miljoenen onverkochte zegels boven de markt, die een voortdurende bedreiging vormt voor zowel de handel als voor de verzamelaars.

De gewone verzamelaar die zich toelegt op het bijeenbrengen van gestempelde zegels, ontloopt al deze calamiteiten. Hij kan voor gebruikte zegels onbeperkt terecht bij de serieuze postzegelhandelaar. Zelfs al is een aantal kinder- en zomerzegels uit vroegere jaren gestempeld moeilijk te krijgen, een geïnteresseerde handelaar zal een trouwe klant niet in de steek laten. Er zijn gedegen vaklieden die niet alleen kapitaalkrachtige verzamelaars adviseren bij het aanleggen van goede collecties, maar die ook oog hebben voor de belangen van de eenvoudige verzamelaar. Niet iedereen behoeft trouwens de bemiddeling van een handelaar om een collectie rijp te maken voor een hoge bekroning op een nationale of internationale tentoonstelling. [R.Boekema].