Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Dementie

betekenis & definitie

v. (geen mv.), algemene aftakeling van alle geestelijke vermogens, waarbij meestal op den duur ook lichamelijke functies worden aangetast.

(e) De aftakeling gaat geleidelijk en begint in het algemeen met geheugenverlies, m.n. van gebeurtenissen die recentelijk hebben plaatsgevonden. Ook het waak- en slaapritme is verstoord. Men kan ook moeilijker onthouden en zich slechter concentreren, niet op een bepaald woord komen enz. Later treden ook stoornissen op in het besef van tijd en plaats, het denken en het gevoelsleven. De demente gedraagt zich af en toe niet ‘zoals het behoort’ (decorumverlies). Vaak kan hij emoties niet beheersen.

Langzamerhand gaat hij zich ook moeilijker bewegen en wordt de spraak minder duidelijk. In het eindstadium reageert de patiënt nauwelijks meer op zijn omgeving en is niet meer in staat om eenvoudige opdrachten uit te voeren.

Er zijn verscheidene vormen van dementie, o.a. de ouderdomsdementie als gevolg van arteriosclerose, de ziekte van Alzheimer (preseniele dementie) en de dementia paralytica als gevolg van syfilis. Alcoholisme en ziekten van het zenuwstelsel (o.a. langdurige ernstige epilepsie, multiple sclerose en de ziekte van Parkinson) kunnen het proces van dementering versnellen.

Opvallend is dat familieleden van patiënten met preseniele dementie grote kans hebben deze aandoening ook te krijgen. Bovendien neemt deze kans voor familieleden zelfs toe naarmate de leeftijd waarop de patiënt dement wordt lager is.

Uit onderzoek is gebleken dat 5-10 % van alle gevallen van dementie is te behandelen. Om vast te stellen om welke vorm van dementie het gaat, zou men onderscheid moeten kunnen maken tussen preseniele dementie, normale veroudering en ‘functionele’ psychiatrische stoornissen. Maar dit onderscheid is nog niet onomstotelijk vast te stellen, noch aan de hand van psychologisch onderzoek, noch door computertomografie of de recentelijk ontwikkelde positron-emissie-tomografie (PET-scan). Met deze laatstgenoemde techniek is het glucosegebruik in de hersenen zichtbaar te maken.

Bij de ‘echte’ dementie is geen behandeling mogelijk. Men kan echter ook verschijnselen van dementie vertonen die in feite door iets anders worden veroorzaakt, b.v. door depressiviteit, langdurig of overmatig gebruik van middelen die de geest beïnvloeden (kalmerings- of slaapmiddelen), hormoonstoornissen (hypofyse, schildklier), infecties, of een ernstig vitaminegebrek. Als men de oorzaak van deze vorm van dementie wegneemt, ziet men een grote verbetering in de toestand van de patiënt. Maar er bestaan geen geneesmiddelen die het dementeringsproces tot staan brengen of tegengaan. Wel zijn er aanwijzingen dat stimulering vanuit de omgeving een gunstige invloed op een demente patiënt heeft. Diens geestelijke achteruitgang kan worden vertraagd of voorkómen. Een ‘verrijkte omgeving’ stimuleert de hersenontwikkeling en kan ontwikkelingsstoornissen in gunstige zin beïnvloeden.