Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Cuba

betekenis & definitie

(República de Cuba), republiek in Midden-Amerika, 114 524 km2, 9,77 mln. inw. Hoofdstad: Habana.

ECONOMIE

Cuba raakte in 1982-83 in ernstige betalingsmoeilijkheden. In drie jaar tijd was de suikerprijs op de wereldmarkt met 75 % gedaald. De geplande 5 % economische groei bereikte daardoor in 1983 nog geen 2,5 %. Hoewel slechts 13 % van de import uit westerse landen kwam, liep de schuld aan het westen tot $ 3,5 mrd. op. De schuld aan de USSR bedroeg ca. S 7 mrd.

De USSR steunde Cuba indirect met ca. $ 4 mrd. per jaar door o.a. suiker te kopen tegen gegarandeerde prijzen (onafhankelijk van de wereldmarkt) en door olie te leveren tegen lage prijzen. Gezien de moeilijkheden die de USSR op het terrein van de olieproduktie ondervindt, is het te verwachten dat de olieleverantie in de zeer nabije toekomst minder zal worden. Er zijn daarom in Cuba al in 1982 consumptiebeperkingen van kracht geworden, waarbij het de bedoeling is dat de voedselconsumptie met 15 % beperkt wordt. Sinds 1982 is het voor buitenlandse maatschappijen mogelijk samen met de Cubaanse regering ondernemingen te stichten. Daarvan was tot mei 1983 door geen enkele maatschappij gebruik gemaakt.

CULTUUR

FILM. Reeds in 1913 werden op Cuba speelfilms gemaakt, o.a. door Manuel Garcia en Enrique Diaz Quemada. Tot 1958 kwam jaarlijks een drietal films uit, meestal gefinancierd met Amerikaans geld en uitgebracht door Amerikaanse maatschappijen. Na de machtsovername door Fidel Castro werd in 1959 het Institute Cubano de Arte y Industria Cinematograficos opgericht. Eerst werden vooral documentaire films vervaardigd, vaak onder leiding van buitenlandse regisseurs, zoals Armand Gatti of Michail Kalatozov. Daarna kwam een speelfilmproduktie op gang die uitgroeide tot de belangrijkste van Latijns-Amerika, met cineasten als Tomas Guttiérrez Alea (Historias de la revolution, 1960; Memorias del subdesarollo, 1969; La ultima cena, 1976), Julio Garcia Espinosa (Las aventuras de Juan Quin Quin, 1967) en Humberto Solas (Lucia, 1968; Cecilia, 1981).

Hun werk werd niet alleen gekenmerkt door een sterke politieke inslag, maar ook door een vaak zeer oorspronkelijke vormgeving. Die werd echter steeds meer vervangen door een sobere cinéma-vérité-stijl, zoals in De cierta manera (1977) van de vroeg gestorven Sara Gómez.

POLITIEK

De samenstelling van de regering onderging op 12.1.1980 een grondige wijziging en Fidel Castro nam zelf de portefeuilles van Defensie, Binnenlandse Zaken, Volksgezondheid en Cultuur in handen. Op het tweede congres van de Communistische Partij in dec. 1980 werd hij herkozen als secretaris-generaal. Het congres stelde het nieuwe vijfjarenplan (1981-85) vast. De produktieleiders kregen meer vrijheid om hogere of lagere prestaties te sanctioneren. Er werd ruimte geschapen voor een tertiaire sector, om aldus de zwarte markt met produkten van de kleine boeren in de bevoorrading te integreren. Met buitenlands kapitaal mochten gemengde ondernemingen worden gevormd, die een deel van hun winsten zouden kunnen repatriëren. In de tweede helft van 1982 werd die economische liberalisering opnieuw ingeperkt en de venters verdwenen van de pleinen.

De kleine boeren, die nog 20 % van de cultuurgrond bezitten, werden aangemoedigd om zich aan te sluiten bij de coöperaties, die reeds 35 % van de cultuurgrond in handen hebben.

De USSR zou ook meewerken aan de bouw van een metro in Habana. Het slechte openbaar vervoer, de woningnood, de voedselschaarste en de voortdurende controle door de CDR (Comités de Defensa de la Revolución), veroorzaakten grote ontevredenheid onder de bevolking. Dit bleek toen in april 1980 meer dan 10000 Cubanen een stormloop ondernamen op de Peruaanse ambassade om asiel en een uitreismogelijkheid te verkrijgen. De Cubaanse regering stelde het voor alsof het uitsluitend om ex-gevangenen en marginalen ging. De haven van Mariel werd opengesteld voor iedereen die vanuit Florida zijn verwanten en vrienden wilde komen ophalen. Een vloot van ca. 1000 scheepjes zette zich in beweging en toen eind sept. 1980 de haven weer gesloten werd, waren ca. 120 000 Cubanen naar de VS geëmigreerd.

Het bleek dat zich onder hen inderdaad ook ongewenste elementen bevonden. Castro weigerde echter diegenen die zouden worden uitgewezen, weer op te nemen.

De relaties met de VS verbeterden er niet op, ook niet toen in okt. 1980 een dertigtal Amerikaanse staatsburgers uit de Cubaanse gevangenissen vrijgelaten werden. De VS waren misnoegd over de aanwezigheid van ca. 35 000 Cubaanse militairen en technici in Afrika, vooral in Angola en Ethiopië, en over de vermoedelijke wapenleveringen aan de rebellen in El Salvador en de steun aan de sandinistische revolutie in Nicaragua. Zij beperkten het toerisme naar Cuba en riepen in sept. 1981 het hoofd van hun belangenvertegenwoordiging in Habana terug. Cuba werd geweerd als deelnemer aan de Noord-Zuid-dialoog te Cancún in Mexico. Met dit laatste land kwam er door wederzijdse bezoeken tussen José López Portillo en Castro meer samenwerking, o.a. voor olieleveringen. Andere Latijnsamerikaanse landen, o.a.

Colombia en Costa Rica, braken hun diplomatieke betrekkingen af en mede vanwege Castro’s pro-Russische houding inzake Afghanistan, kostte dit Cuba een zetel in de Veiligheidsraad. Begin 1982 leek er ontspanning met de VS op komst nadat Cuba zich uitgesproken had voor een oplossing van de Middenamerikaanse conflicten via onderhandelingen. President Reagan echter stelde in mrt. 1983 de aanwezigheid van Russische technici op Cuba en de Cubaanse medewerking aan de aanleg van een vliegveld op Grenada aan de kaak en na de Amerikaanse interventie aldaar en de evacuatie van Cubaanse arbeiders kondigde Cuba een uitbreiding van zijn militaire uitgaven aan. Het land bleef echter streven naar verbetering van de relaties met de VS. Midden 1984 bracht de Amerikaanse presidentskandidaat Jesse Jackson op uitnodiging van Castro een bezoek aan Cuba. In het kader daarvan werden opnieuw 22 Amerikaanse en 26 Cubaanse politieke gevangenen vrijgelaten. In de maanden daarna kwam na geheime besprekingen een akkoord tussen beide landen tot stand over de terugkeer van Cubaanse criminelen die tijdens de ‘exodus' van 1980 naar de VS waren gegaan, en over het verlenen van inreisvisa aan enkele duizenden Cubanen die van de Cubaanse regering verlof hadden gekregen om naar de VS te emigreren.

Ook met andere landen versterkte Cuba zijn relaties. Opmerkelijk was het bezoek van een Cubaanse minister aan de Chinese Volksrepubliek (okt. 1983): het eerste officiële bezoek sinds 20 jaar. Een jaar later sloot Cuba met de USSR een verdrag van economische samenwerking tot het jaar 2000.