Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Costa rica

betekenis & definitie

[Sp., rijke kust) (Républica de Costa Rica), republiek in Midden-Amerika. 50700 km:. 2,25 mln. inw. Hoofdstad: San José.

ECONOMIE

Van de snelgroeiende bevolking behoren 764 000 mensen tot de beroepsbevolking, van wie 33.7 % in de landbouw werkt. Suikerriet is met 2,5 mln. t het belangrijkste gewas; koffie is dit wat de exportwaarde betreft (34 % van de export). Evenals in veel andere Latijnsamerikaanse landen neemt de voor export belangrijke akkerbouw niet het grootste deel van de oppervlakte voor zijn rekening (ca. 10 %). Ook in Costa Rica is veeteelt qua oppervlakte (ca. 30 %) het belangrijkste. De veestapel op de 1,5 mln. ha is echter maar bescheiden: 2.4 mln. runderen en daarnaast wat paarden en schapen. Deze veehouderij, die met het grootgrondbezit samenhangt, is meer een kwestie van prestige dan van produktie. Toch wordt 7 % van de export door rundvlees in beslag genomen.

CULTUUR

LITTERATUUR zie Midden-Amerika.

POLITIEK

Als het enige land in Midden-Amerika met een democratische traditie begon Costa Rica in het begin van de jaren tachtig te vrezen meegesleept te worden in de spiraal van geweld en onvrijheid in Midden-Amerika. Onder het bewind van president Rodrigo Carazo Odio (sinds 1978) verslechterde de economische toestand van het land. De daling van de koffieprijzen, de stijging van de olierekening en de verlamming van de Central American Common Market brachten de handelsbalans in de rode cijfers. De inflatie overtrof in 1981 de 50 % en het land moest in juni van dat jaar voor een lening gaan aankloppen bij het International Monetary Fund (IMF). De nationale munt, de colón, verloor een groot deel van haar waarde tegenover de dollar. Veel bedrijven sloten en de werkloosheid liep tot boven de 10 % op.

Opeenvolgende stakingen in de door Noordamerikanen gecontroleerde bananenplantages bij Limón aan de oostkust leidden tot sociale onrust. De toenemende onveiligheid werd toegeschreven aan de aanwezigheid van ballingen en vluchtelingen uit de naburige landen. In plaats van de sandinisten zochten nu hun tegenstanders uit Nicaragua er een toevlucht om er een gemeenschappelijk front te vormen. Er was nauwelijks werk voor de talrijke Salvadoriaanse en de enkele honderden Cubaanse vluchtelingen.

De diplomatieke betrekkingen met Cuba werden op 12.5.1981 verbroken nadat Costa Rica een democratisch front ging vormen met Honduras en El Salvador. De VS drongen zelfs aan op het opnieuw oprichten van een eigen leger. Niet alleen president Carazo verzette zich daartegen, maar ook Luis Alberto Monge, een autodidact en gewezen vakbondsleider, die op 7.2.1982 de presidentsverkiezingen won voor zijn sociaal-democratische Partido de Liberación Nacional tegen de christen-democratische kandidaat Rafael Angel Calderón. Hij behaalde 58 % van de stemmen bij een naar Zuidamerikaanse normen hoge opkomst

van 80 %. Toen Monge op 8 mei aantrad, vroeg hij de VS en de westerse wereld niet om wapens, maar om economische hulp. met het doel de kleine landbouwondernemingen tot ontwikkeling te brengen en de uitvoer van landbouwprodukten op te voeren. Hij kondigde een zuinigheidsprogramma aan voor de duur van 100 dagen om de internationale financiers weer vertrouwen te geven nadat het land sinds april zijn terugbetalingen had gestaakt.

Bij zijn bezoek in dec. 1982 zegde de Amerikaanse president Ronald Reagan enige steun toe. De uitwijzing van een deel van het diplomatieke personeel van de Russische ambassade in nov. was daar blijkbaar niet vreemd aan. Anderzijds liet president Monge ook enkele vluchtelingenkampen met Somoza-aanhangers ontruimen, als een gebaar jegens het sandinistische bewind in Nicaragua. Bij een bezoek in mei 1983 van de Ned. minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek verzocht de Costaricaanse regering om meer politieke en economische steun ten einde uitbreiding van het militaire conflict tegen te gaan.

In de loop van 1984 kwam Monges regering steeds meer in moeilijkheden. De economische tegenstellingen spitsten zich toe. doordat Costa Rica zich gedwongen zag tot akkoorden met het IMF. De daaruit voortvloeiende bezuinigingspolitiek stuitte op verzet van de bevolking. Zo gingen plantagearbeiders en leerkrachten in staking. De ondernemers eisten optreden van de regering tegen de stakers, maar verbonden daaraan ook andere eisen, zoals het loslaten van de prijsbeheersing, beperking van de overheidsuitgaven, openstelling van het bankwezen voor het particuliere initiatief, en nieuwe afspraken met het IMF. De politieke tegenstellingen concentreerden zich rond Monges neutraliteitspolitiek tegenover Nicaragua, en brachten ook een diepe verdeeldheid binnen de regering zelf.

Terwijl Monge en zijn aanhangers streefden naar een politieke oplossing via het organiseren van een internationale conferentie, gaven andere ministers actieve steun aan de anti-sandinistische ARDE die vrijelijk kon opereren in het Costaricaans-Nicaraguaanse grensgebied. In aug. 1984 bezweek Monges kaartenhuis. Hijzelf mocht aanblijven, maar zijn progressieve ministers kregen ontslag. De economische eisen van de ondernemers werden goeddeels ingewilligd. Zo trad de politie gewapend op tegen de stakende arbeiders op de bananenplantage van het Amerikaanse bedrijf United Brands. Daarbij vielen verscheidene doden en gewonden.