Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Corsica

betekenis & definitie

(Fr. Corse), Frans eiland en dep. in de Middellandse Zee, 8681 km2, 230000 inw. Hoofdstad: Ajaccio.

Het separatisme op Corsica, dat in de jaren zeventig een gewelddadige vorm had aangenomen, wordt gevoed door het feit dat de Corsicanen zich door de regering in Parijs in vergelijking met de Fransen in Frankrijk stiefmoederlijk behandeld voelen.

De belangrijkste oorzaken daarvan zijn:

1. de sociale kloof tussen de inheemse bergboeren en de welgestelde Franse immigranten uit Noord-Afrika (‘colons’), die eigenaar zijn geworden van goed renderende landbouwbedrijven op de oostkust van het eiland;
2. de bedreiging van de Corsicaanse tradities door de massale ontwikkeling van het toerisme (met o.a. uitgebreide naturistencampings en naaktstranden);
3. het ontbreken van voldoende werkgelegenheid en onderwijsvoorzieningen, waardoor jonge mensen genoodzaakt zijn het eiland te verlaten. Vooral in Zuid-Frankrijk (Marseille) maar ook in Amerika (o.a. in Venezuela) hebben zich grote Corsicaanse kolonies gevormd. De sterke familieband onder de bevolking houdt het bestaan van clans in stand, hetgeen een werkelijk democratisch bestuur van het eiland bemoeilijkt, omdat bij verkiezingen niet het algemeen belang vooropstaat maar het belang van de groep die de kandidaat vertegenwoordigt. Een extra complicatie is de aanwezigheid van het Franse Vreemdelingenlegioen: in 1962 werden 3000 van de 8000 legioensoldaten van Algerije overgebracht naar de Corsicaanse stadjes Corte en Calvi. Hun aanwezigheid wordt door de Corsicaanse autonomisten geïnterpreteerd als een koloniale bezettingsmacht. Na de moord door een gedeserteerde legioensoldaat op twee Corsicaanse herders (1975) volgde een golf van geweld.

Het begin van de gewelddaden dateert van 1973, toen door een organisatie die zich Fronte Partisanu Korsu di Laberazione (FPKL) noemde, een tiental bomaanslagen werd gepleegd. Begin 1974 werd het FPKL door de Franse regering verboden, maar aan het geweld kwam daarmee geen einde, ook omdat er nog andere nationalistische en autonomistische groeperingen actief zijn, m.n. de Action pour la Renaissance du Corse (ARC), opgericht door de arts Eduard Siméoni, en Giustizia Paolina, genoemd naar de stichter van de Corsicaanse Republiek (1755—69). De ARC bezette in 1975 een wijngaard van een ‘colon’ uit protest tegen de zwendelpraktijken van de uit Noord-Afrika geïmmigreerde Franse wijnboeren die de reputatie van de Corsicaanse wijn schaadden. Naar aanleiding van deze actie werd de ARC door de regering eveneens verboden. Het proces tegen Siméoni lokte op Corsica zelf nieuwe aanslagen uit tegen overheidsgebouwen en Noordafrikaans-Franse eigendommen. Deze werden uitgevoerd door het op 5.5.1976 opgerichte bevrijdingsfront Front de Libération Nationale de la Corse (FLNC).

Op 17.5.1976 kwam het tot een algemene proteststaking, die het hele openbare leven op het eiland lamlegde. De regering van Giscard d’Estaing weigerde echter aan de Corsicaanse wensen tegemoet te komen.

Toen in mei 1981 de socialisten aan de macht kwamen, werd er wel werk gemaakt van de decentralisatie van het nationale bestuur. Op 2.3.1982 kreeg Corsica een apart statuut, dat voorzag in de oprichting van een regionaal parlement dat ruime bevoegdheden kreeg inzake culturele, economische en sociale aangelegenheden. Het FLNC weigerde echter dit statuut te aanvaarden en ging voort met het plegen van bomaanslagen. Sinds de oprichting van het FLNC heeft het bevrijdingsfront duizenden aanslagen gepleegd; in 1982 800, in 1983 meer dan 400.