Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Chili

betekenis & definitie

(República de Chile), republiek aan de zuidwestkust van Zuid-Amerika, 756625 km2,

11,29 mln. inw. Hoofdstad: Santiago.

ECONOMIE

De beroepsbevolking telt ca. 3,6 mln. personen, van wie 18,5 % in de landbouw werkt. De landbouw vindt plaats op ca. 18 mln. ha. Hiervan wordt 5,5 mln. ha gebruikt voor de akkerbouw; 25 % daarvan is geïrrigeerd areaal. De belangrijkste produkten zijn suikerriet (450 000 t), wijn (570 000 t), aardappelen (903 000 t), tarwe (966 000 t), perziken (114 000 t) en appelen (195 000 t). Het grootste deel van het landbouwareaal (12,5 mln. ha) wordt in beslag genomen door de (extensieve) veeteelt (koeien, varkens en schapen).

De belangrijkste bijdrage tot de Chileense economie wordt echter geleverd door de mijnbouw. Vooral kopererts is belangrijk; met 1068 000 t was Chili in 1980 de derde koperproducent ter wereld. Kopererts en gesmolten koper nemen 54 % van het totale exportpakket voor hun rekening. Daarnaast zijn ijzererts (5 % van de export) met 11 000 t, mangaanerts (23 000 t), goud (3300 t), zwavel en salpeter belangrijk. Het land levert de volgende fossiele brandstoffen op: steenkool (1,3 mln.t), aardolie (1,5 mln.t) en aardgas (3,2 mln.m3). De ontginning en winning van aardolie en aardgas worden in hoge mate gehinderd door de voortdurende onzekerheid over de status van de gebieden op Vuurland.

Het grensconflict met Argentinië verhindert intensief onderzoek. Verder worden ontginningswerkzaamheden in het zuiden van het land gehinderd door het ontbreken van een adequate infrastructuur. Evenals in andere Zuidamerikaanse landen is het grootste deel van de Chileense economische activiteiten geconcentreerd in één bepaald gebied, nl. in Centraal-Chili, waar ook de hoofdstad ligt. Hier vindt men op 6 % van het totale gebied 75 % van alle elektrische centrales en 56 % van alle niet-agrarische economische activiteiten. De rest ligt in de omgeving van Antofagasta in de Atacamawoestijn, al van oudsher een belangrijk mijnbouwgebied, dat daarom veel beter ontsloten is dan het zuidelijke deel van het land. Hoewel Chili behoort tot de meest geïndustrialiseerde staten van Latijns-Amerika, laat het exportpakket zien dat het land in totaal-economische zin toch onderontwikkeld is: 60 % van de export wordt in beslag genomen door ertsen en 16 % door land- en bosbouwprodukten.

De handelsbasis is al jaren negatief. De belangrijkste handelspartners zijn de VS, Brazilië, Japan en de BRD.

POLITIEK

Generaal Augusto Pinochet Ugarte, die op 11.3.1981 volgens de nieuwe grondwet aan een ambtstermijn van acht jaar begon, kreeg het steeds moeilijker. De clandestiene gewapende verzetsbeweging MIR (Movimiento de la Izquierda Revolucionaria), onder leiding van Andrés Pascal Allende, een neef van de in 1973 vermoorde president, liet zich gelden in een reeks aanslagen, waarbij o.a. luitenant-kolonel Roger Vergara Campos, het hoofd van de school van de inlichtingendienst, het leven verloor. De officiële vakbonden zagen hun invloed afnemen en in de kopermijnen, o.a. in die van El Teniente, braken in april 1981 stakingen uit. Het kwam tot een gezamenlijk front, de Coordinadora Nacional Sindical, die op 2.12.1982 een grote manifestatie organiseerde. Het zakenleven en de vakbond van de vrachtrijders, die een grote rol in de val van Allende had gespeeld, betoonden eveneens hun ongenoegen. De studenten protesteerden opnieuw, vooral nadat sociologie, filosofie en journalistiek als hoofddisciplines van het universitaire leerprogramma geschrapt waren.

Met oud-president Eduardo Frei Montalva, die op 22.1.1981 overleed en wiens begrafenis aanleiding gaf tot een massale betoging, verdween een mogelijk alternatief voor een overgang naar de democratie. Zijn opvolger als leider van de christendemocraten, Gabriel Valdés, gaf blijk van nieuw dynamisme en liet duidelijk horen dat zonder politieke partijen geen democratisering mogelijk was. Uit de schoot van zijn partij ontstond de PRODEN, een studie- en pressiegroep die samen met enkele conservatieven (Partido Nacional en Partido Republicano) en sociaal-democraten een project voor een nationale consensus en een tijdschema voor democratisering uitwerkte. De drie fracties van de socialistische partij zochten toenadering tot elkaar en streefden samen met de twee MAPU-groepen en de linkse christenen naar een Convergencia Socialista. Samen met de radicale partij vormden zij een zgn. multipartidaria, waarvan de communistische partij vooralsnog uitgesloten bleef. Begin 1983 brachten ze een Manifiesto democrático uit.

Ook de bisschoppen lieten nu hun voorzichtigheid varen en spraken zich uit voor het het herstel van de democratie. Zelfs de extreem-rechtse groepen eisten meer bewegingsvrijheid.

De algemene ontevredenheid werd nog versterkt door de mislukking van de economische politiek, die gebaseerd was op het uiterst liberale, monetaristische model van Milton Friedmann en zijn zgn. Chicago-boys. Het bleek dat de gemiddelde groei van 7 % per jaar tussen 1976 en 1980 alleen mogelijk geweest was door de grote recessie na 1973. Van groei was nu geen sprake meer. De daling van de inflatie, de openstelling voor buitenlands kapitaal en de groei van de export van een aantal produkten (o.a. ertsen en appelen), hadden het land veel deviezen opgeleverd. Die werden echter ten gevolge van de concentratie van de rijkdom en een goedkope dollar uitgegeven aan dure luxeverbruiksgoederen uit het buitenland, terwijl de nationale industrie geteisterd bleef door talrijke faillissementen. De werkloosheid was nooit lager dan 14 %, ondanks allerlei hulpprogramma’s in de sector van de openbare werken, die de betrokken werknemers overigens nauwelijks een bestaansminimum opleverden.

Vanaf juli 1981 begon een recessie die in 1982 het bruto nationaal produkt met 14 % deed dalen. De inflatie, die in 1981 slechts 9,5 % bedroeg, steeg tot 21 % in 1982 en de loonindexatie werd afgeschaft. De buitenlandse schuld groeide van $ 15 mrd. in 1981 tot $ 18 mrd. begin 1983. Dit maakte nieuwe onderhandelingen met het IMF noodzakelijk. De werkloosheid betrof toen al bijna eep derde van de beroepsbevolking. Het nieuwe kabinet dat op 22.4.1982 gevormd was en waaruit Sergio de Castro (verantwoordelijk voor het economisch model) geweerd was, had daar weinig of niets aan kunnen veranderen.

De nieuwe superminister van economie, Rolf Lüders, liquideerde drie grote financiële instellingen en bracht zeven andere onder staatscontrole. Maar toen ’s lands twee grootste economische groepen, Vial en Gruzat-Larrain, daardoor in het gedrang kwamen, moest hij op 12.2.1983 zelf zijn ontslag nemen.

Tegenover de toenemende agitatie bleef Pinochet het wapen van de noodtoestand hanteren. Het aantal arrestaties nam toe van ca. 900 in 1981 tot 1200 a 1700 in 1982. Er was wel geen sprake meer van verdwijningen, maar er werd weer gewag gemaakt van folteringen en een aantal opposanten werd zonder omhaal naar barre, afgelegen gebieden gedeporteerd. Enkelen, o.m. de vakbondsleiders Manuel Bustos en Héctor Cuevas, evenals de zakenman Carlos Podlech, een persoonlijke vriend van de president, werden het land uitgezet. Pinochet probeerde anderzijds zijn imago bij de volksmassa te verbeteren door een toon van nationalistisch populisme aan te slaan in zijn toespraken en bij bezoeken aan volkswijken.

Ook opende hij eind 1982 de mogelijkheid tot terugkeer van ballingen die de ‘verplichting tot de opbouw van een vrije en solidaire maatschappij’ accepteerden. Op grond van dat besluit keerden inderdaad enkele honderden geselecteerde ballingen terug.

Dit alles belette niet dat het verzet onder de bevolking steeds heviger werd. In de loop van 1983 uitte zich dat in een reeks nationale protestdagen. De eerste vond plaats op 11 mei en was een initiatief van de arbeiders in de kopermijnen, geleid door Rodolfo Seguel. Twee jongeren werden gedood, ca. 350 mensen gearresteerd. Enkele dagen later werden in Santiago, Concepcion en Valparaiso oog eens ruim 1300 mensen gearresteerd.

Uit protest riep de Franse regering haar ambassadeur op 18 mei terug voor overleg. Pinochet verklaarde dat er geen sprake kon zijn van een spoedige terugkeer naar de democratie. De vakbeweging reageerde daarop met de vorming van een nieuw samenwerkingsverband, onder leiding van Seguel.

De tweede nationale protestdag (14 juni) was eveneens een initiatief van de vakbeweging. Bij ongeregeldheden vielen drie doden en werden 1350 mensen gearresteerd, onder wie Seguel. Daarop brak in de kopermijnen een staking uit die de regering met harde hand trachtte te breken. Vakbondsleiders werden gearresteerd en ruim 3300 arbeiders ontslagen. De oproep tot een algemene staking in het hele land werd slechts op beperkte schaal gevolgd en na drie dagen (26 juni) weer ingetrokken.

Nu nam PRODEN het initiatief over. De groep riep op tot een derde protestdag op 12 juli. Ondanks massale voorzorgsmaatregelen van de regering kwam het op diverse plaatsen tot ongeregeldheden, waarbij twee mensen werden gedood. Meer dan 550 mensen werden gearresteerd. Op 4 aug. kondigde Pinochet weliswaar aan dat hij wilde nadenken over een herstel van het parlement en een hernieuwde toelating van niet-marxistische

politieke partijen, maar inmiddels werd in brede kring al het aftreden van Pinochet geëist. Op 11 aug. werd dan ook een vierde protestdag georganiseerd. Bij felle botsingen met de politie kwamen 17 mensen om het leven; ca. 1200 werden gearresteerd.

Op 8 sept. braken opnieuw ongeregeldheden uit; in enkele dagen tijds kwamen tien mensen om het leven. De zesde nationale protestdag (11 okt.) werd alleen door de linkse partijen georganiseerd (zes doden), maar de zevende protestdag (27 okt.) was er opnieuw eenheid. Op 18 nov. vond de grootste protestdemonstratie van dat jaar plaats. Ca. 600 000 Chilenen namen eraan deel.

De organisatie was in handen van de zgn. Democratische Alliantie, geleid door de christendemocraten maar gesteund door de communisten en andere linkse partijen. Pinochet wilde echter van geen wijken weten, en maakte tijdens de tiende verjaardag van de staatsgreep (11 sept.) bekend dat hij nog tot 1989 zou aanblijven.

Op internationaal gebied kon Pinochets regime de isolatie enigszins doorbreken. Wel mislukte de poging betere partners te vinden onder de landen aan de overzijde van de Grote Oceaan doordat de Filippijnse president Ferdinand Marcos in mrt. 1980 overwachts weigerde Pinochet te ontvangen. Groot-Brittannië echter herstelde in febr. 1980 zijn diplomatieke betrekkingen en leverde militaire hulp voor de Chileense luchtmacht, daarbij wellicht speculerend op mogelijke faciliteiten voor de verbinding met de Falklandeilanden.

Hoewel een Amerikaans gerechtshof de Chileense regering tot schadevergoeding veroordeelde naar aanleiding van de moordaanslag op de vm. minister Orlando Letelier, kwam er onder president Ronald Reagan een betere verstandhouding met de VS en werden er zelfs gemeenschappelijke militaire manoeuvres gehouden. Met Argentinië raakte de verhouding weer gespannen in verband met de eilanden Nueva, Lennox en Picton in het Beaglekanaal, ondanks een voorafgaand akkoord dat door pauselijke bemiddeling was bereikt.

In jan. 1983 bereikte Chili een overeenkomst met het IMF over een nieuwe lening. Een half jaar later werd het tweede deel daarvan toegezegd en stemde het IMF in met mildere voorwaarden. Eveneens in juli 1983 werd een akkoord getekend met het internationale bankwezen. Daarbij werd voor 1983 en 1984 een nieuwe afbetalingsregeling vastgesteld. Chili kreeg tegelijk een nieuw krediet van $ 1,3 mrd.

LITT. P.Vayssière, Un siècle de capitalisme minier au Chili (1981); A.Jacques en G.Gamus (red.), Volksverzet met naald en draad (1982).