Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Cabaret (kabaret)

betekenis & definitie

[Fr., kroeg], o. (-s), theaterkleinkunst waarbij liedjes, sketches, conferences en parodieën elkaar afwisselen.

(e) Nederland. De situatie rond het Ned. cabaret leek in de jaren tachtig niet rooskleurig. Cabaretier Fred Florusse beweerde in 1984 zelfs dat het cabaret niet meer bestond. In ieder geval gold dat voor zijn groep Don Quishocking. Samen met collega Frits Lambrechts werkte Florusse aan het programma Verschoten rood. De woorden van Florusse hadden vooral betrekking op het politieke en maatschappijkritische cabaret. Dat was in de jaren tachtig inderdaad vrijwel geheel verdwenen. De pionier van dit soort cabaret, Wim Kan, overleed op 8.9.1983 en een van zijn leerlingen, Frans Halsema stierf eveneens (24.2.1984).

Dit was een gevoelig verlies voor de cabaretwereld die daarvóór al veel cabaretgroepen, die aan de jaren zeventig hun gezicht hadden gegeven, uit elkaar had zien vallen. In de jaren tachtig kon men het professioneel gebrachte politieke cabaret alleen nog maar vinden bij Sieto en Marijke Hoving (Tranen met tuiten, En geen paniek.., Failliet, hoezo?, Geluk komt overmorgen pas) en het nieuwe gezelschap Dubbel en Dwars (Mag ik even afrekenen?), de groep rond Jack Spijkerman. Freek de Jonge bracht een paar schitterende programma’s, waarvan vooral Stroman en trawanten (1983), waarin hij samen met het Willem Breuker Kollektief optrad, van een verrassende kwaliteit was. Taboes werden zelfs in de jaren tachtig nog doorbroken. Dat gebeurde m.n. in drie programma’s van Robert Long en Leen Jongewaard (Duidelijk zo?! en Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen, 1982, en Het bleef nog lang onrustig, 1983), programma’s met een duidelijk homoseksuele gerichtheid, waarmee niet iedereen goed raad wist. Na deze programma’s gingen beiden hun eigen weg. Long bracht een soloprogramma en Jongewaard speelde mee in de musical Ping ping van Annie M.G.Schmidt.

Was er in het begin van de jaren tachtig weinig leven bij het maatschappijkritisch cabaret, veel drukker was het in de andere sectoren. In Nederland worden nl. ook nog het cabaret van de twijfel, het bespiegelende en het amuserende cabaret op de planken gebracht. Van de laatste vorm is Toon Hermans het meest sprekende voorbeeld. Nadat hij wegens een aandoening van de stembanden enkele jaren verstek moest laten gaan, begon hij in 1984 aan een nieuwe serie voorstellingen van zijn one-man-show. Men moet deze reeks zien als zijn afscheidstoernee. De cabareteske shows van Robert Paul en die van Herman van Veen behoren tot het cabaret van de twijfel en van het bespiegelende.

Dit genre heeft de meeste volgelingen in Nederland. Jan Blaaser (Man alleen), Drs.P., De Duo’s (Imitatie, Ter illustratie), Cabaret Van Santen (De pianist I en De pianist II), Hans Lieberg (Dada), Cabaret Boemerang (Het is niet aan ons), Adèle Bloemendaal (Adèle’s keus), Martine Bijl en Seth Gaaikema (Het laatste zaaltje met gezond verstand, Orakel I en Orakel II) kunnen daartoe worden gerekend. Hun werk trekt veel toeschouwers in grote en middelgrote theaters. In het circuit van kleine zalen experimenteren groepjes als 1983, die inspelen op de geringe politieke belangstelling van een jong publiek en bewijzen dat het Ned. cabaret in de jaren tachtig veelkleuriger is dan ooit. [R.Gortzak]

België. Ook in de jaren tachtig bleef de kleinkunst in Vlaanderen opgesplitst in cabaret en chanson, al verwijderde dit laatste genre zich steeds meer van het Franse voorbeeld.

De invloed van de Anglo-Amerikaanse pop en rock, die in de jaren zeventig zo verfrissend was geweest, bleef doorwerken en bezorgde o.a. Raymond van het Groenewoud een groot succes in Vlaanderen en Nederland (b.v. op het Pinkpop-festival). Op het hoogtepunt van zijn populariteit trok Van het Groenewoud zich terug. Maar het aantal zangers van de vorige decennia was sterk teruggelopen. In feite bleven alleen de prestaties van Johan Verminnen op een constant hoog niveau. Wim De Craene, van wie men lange tijd niets had gehoord, maakte een behoorlijke come-back. De drie ‘W’s’ van het eigentijdse Vlaamse volkslied (Wannes Van De Velde, Willem Vermandere en Walter De Buck) bleven hun groot en geïnteresseerd publiek boeien.

Het jaarlijkse Humorfestival van de badstad Knokke-Heist en de kleinkunstmarathon Nekka werden niet langer georganiseerd. De publikatie van de diverse, specifiek op de kleinkunst georiënteerde tijdschriften (een opvallend fenomeen van de jaren zestig en zeventig) werd stopgezet. Dit gold echter niet voor het maandblad Kick, dat wordt uitgegeven door het Vlaams Kleinkunstarchief, een gesubsidieerde instelling die de gegevens van de kleinkunst in Vlaanderen voor het nageslacht wil bewaren. De afdeling kleinkunst van de officiële Antwerpse theaterstudio leverde elk jaar weer goedgeschoolde krachten af die echter, op een enkele uitzondering na (Mitta Vandermaat, Alida Neslo), te weinig persoonlijkheid hadden om zich als solist te manifesteren. Sommigen onder hen vonden hun weg naar theatergezelschappen, zoals het Gentse Arena, het enige echte Belg. musicaltheater, dat dikwijls kwaliteitswerk aflevert.

De situatie van het cabaret in België ziet er recentelijk iets zonniger uit. Allereerst is er het fenomeen Urbanus, ongetwijfeld de grootste Vlaamse cabaretier tot op heden. Zijn succes op het podium is zowel in Vlaanderen als in Nederland bijzonder groot. Zijn speciaal voor de televisie geschreven werk leverde hem in 1980 een bijzondere vermelding op in het festival De Gouden Roos van Montreux, waardoor zijn groot, humoristisch talent ook naar andere Europese landen werd uitgedragen.

Bert Verhoye, de cynische student-cabaretier van de jaren zestig, bleef in Antwerpen aan de weg timmeren en lanceerde in 1984 Café Paniek. Dit zich steeds vernieuwend en de actualiteit op de voet volgend cabaretgebeuren had groot succes. Intussen was er drie seizoenen lang (1981-84) TV-Touché geweest. Dit was een 14-daags satirisch nieuwsmagazine op de televisie, dat het grote publiek inpalmde en de jongere artiesten stimuleerde: het echtpaar Johnny Voners/Jeanine Bisschops met de theaterproduktie Met de kop van een ander, en individualist Ronald Van Rillaer met zijn Krisiscabaret.

Veelbelovende talenten bleken Tom Lannoye en Luc Weyns. Zelfs de al bijna 40 jaar op de planken staande chansonnier Will Ferdy keerde terug naar zijn oude liefde, het cabaret.

Ook buitenbeentjes deden van zich spreken. Cartoontekenaar Kamagurka zorgde op het podium voor een verwarrend komisch optreden dat o.a. dank zij deVPRO-omroep op de Ned. televisie was te zien. Ook Kurt Van Eeghem, de televisiepresentator toonde zich in het theater van zijn beste, komische zijde. De oorspronkelijk op de folkmuziek georiënteerde muziekgroep De Nieuwe Snaar bracht zijn Fragmenten, uit de geïllustreerde muziek in Vlaanderen, Nederland, de BRD, Frankrijk, Zwitserland en Canada. Met het speciaal voor de televisie gemaakte programma Musicomicolor behaalde de groep in 1984 zowel de persprijs als de Bronzen Roos in Montreux. Het jaar 1984 betekende ook het einde van Radeis, een melancholiek-humoristische toneelgroep met een heel eigen stijl, die ook internationaal aansloeg en leidde tot de creatie van Echafaudages. Deze in het kader van het Holland Festival uitgevoerde opdracht werd een overtuigend succes.

Het opmerkelijkste verschijnsel in de ontwikkeling van de kleinkunst (vooral van het cabaret) in Vlaanderen blijkt zijn internationale toegankelijkheid te zijn, met Urbanus, Radeis en De Nieuwe Snaar als beste exponenten. [J.Geysen].