Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Bloeddoping

betekenis & definitie

v., het toedienen van een transfusie met eigen bloed aan een atleet ten einde diens sportprestaties te verbeteren.

(e) Tijdens de trainingsperiode tapt men bloed af van de atleet. Dat wordt ingevroren. In de loop van de daaropvolgende tijd (ten minste drie weken) komt het aantal bloedlichaampjes van de atleet weer terug op het oude niveau. Kort voor de wedstrijd brengt men het afgetapte bloed weer terug in het lichaam van de atleet, zodat het aantal rode bloedlichaampjes in zijn bloed verhoogd is. Dit zou de capaciteit van het bloed om zuurstof te transporteren verhogen en daardoor tot betere prestaties leiden. Of bloeddoping echt zo werkt, valt te betwijfelen.

De prestatieverbetering is eerder een psychisch gevolg van het ‘gebruiken van doping’. Bloeddoping heeft als ‘voordeel’ dat het met laboratoriumcontroles niet is aan te tonen.

Al in 1972 werd er geëxperimenteerd met bloeddoping. De Finse atleet Lasse Viren die op de Olympische Spelen te Montreal in 1976 de 5 km en de 10 km won gebruikte bloeddoping. Maar bloeddoping kwam pas echt in het nieuws toen bekend werd dat de in Los Angeles verrassend succesvolle Amerikaanse wielerploeg bloeddoping had gebruikt. Mede naar aanleiding van dit incident kwam een discussie op gang over de medische en ethische aspecten van bloeddoping. Tegenstanders vonden het onethisch, terwijl voorstanders erop wezen dat men in feite niets anders deed dan wat ook bij de wèl aanvaarde hoogtestages (gedurende enige weken trainen op grote hoogte) bereikt werd, nl. het vergroten van het aantal rode bloedlichaampjes.

< >