Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Wilde eend

betekenis & definitie

Wilde eend - Anas boscas, een eend ter lengte van 62 c.M., staart 8 c.M.; het mannetje — de waard — in den pronktijd prachtig gekleurd, met groenen metaalglans op kop en hals, waaronder een smalle witte band; borst bruin, enz.; het zomerkleed is veel eenvoudiger, minder bont, hoofdkleur bruingrijs; het wijfje roestgeel met donkere vlekken. Broedt door geheel gematigd- en N.-Europa, tot op Groenland en Ijsland, en in N.-Azië en N.-Amerika. Hier te lande broedende eenden zijn meestal zwerfvogels.

In den winter komen duizenden vogels uit het N. hier te lande. Nestelt op den grond of op boomstronken; legt in April 8—14 eieren. Echte watervogel, goed duiker. (Zie EENDENKOOI en plaat Eenden, fig. 5).

< >