Orang - Maleisch voor mensch.
Met verschillende achtergevoegde woorden worden met dit woord in in den Archipel meestal nomadische of half-nomadische volksstammen aangeduid, die gewoonlijk op tamelijk lagen trap van beschaving staan. De voornaamste dier volksgroepen zijn: de Orang Akit, in Siak, de O. Badjo of Badjau, zeenomaden, de O. Lom op Banka (zie ald.), de O. Bënoea of O. Darat, op de eil. Rëmpang, Galang en Batam van den Riouw-archipel, de O. Boekit in Z.O. Bornéo, de O. Sëkah op Billiton en Banka, de O. Koeboe (zie KOEBOE), de O. Laut, halfnomaden in de zeeën van de res. Riouwen Onderh., de O. Oeloe (zie OELOE [ORANG]), de O. Mamak in Indragiri (Sumatra) (bekend om hun uitmuntende wapensmeden), de O. Oetan en O. Rawa in Siak, de O. Sakai in Siak en Kota Intan en de O. Talang op de O.-kust van Sumatra tusschen de Siak- en de Kamparrivieren.