Mnemotechniek - (lett. geheugen- of herinneringskunst) of Mnemoniek is de kunst om door bijzondere methoden het geheugen te hulp te komen, te versterken of te ontwikkelen. Voornamelijk drie manieren komen voor.
1) Men plaatst de dingen, die men onthouden wil, op bepaalde plaatsen van een begrensde ruimte, b.v. een kamer, een plein. Reeds in de klassieke Oudheid paste men deze methode toe. De dichter Simonides (± 500 v. C.) gaat door voor den uitvinder. Deze methode komt zonder twijfel tegemoet aan een geestelijke behoefte om een moeilijk te beheerschen stof door ruimtelijk ordenen overzichtelijker en handelbaarder te maken. Men denke aan de ruimtelijke symboliseering van logische indeelingen door I. i. a., aan de afhankelijkheid onzer tijdvoorstelling van de ruimte-aanschouwing (tijdpunt, tijdsduur als lijn, enz.) en aan de zekerheid, waarmee wij ons aangaande een bijna vergeten uitdrukking of zin herinneren of die op de linker- of rechterbladzijde staat.
2) Men vormt vaste associaties tusschen moeilijk te onthouden nieuwe voorstellingen en reeds bekende en vanzelf beschikbare oude, en 3) (vaak met 't vorige verbonden) men schept een logische of grammatikale verbinding in plaats van bloot uiterlijke aaneenschakeling („gedachtenbrug”). Wanneer men zich b.v. een reeks jaartallen, eigennamen, woorden uit een vreemde taal moet inprenten, kan men zich helpen door een getallen-alfabet, door van de eerste letters (of lettergrepen) een woord (of zin) te maken (herinneringswoorden of h.verzen, voces of versus memoriales). Zoo kan men bv. de namen der negen Muzen (Klio, Melpomene, Terpsichore, Thalia, Euterpe, Erato, Urania, Polyhymnia, Kalliope) gemakkelijk onthouden door de Duitsche woordverbinding Kliometerthal Euer Urpokal). Het blijft echter altijd de vraag, of het vasthouden en aanwenden der mnemotechnische hulpmiddelen niet meer moeite kost dan het gewone memoriseeren doen zou.
Beroemde denkers en geleerden hebben zich in den loop der eeuwen met mn.-methodes bezig gehouden, zoo bv. Lullus, Giordano Bruno, Leibniz. In het begin der 19e eeuw schreven over deze zaak : Kastner, M. oder die Gedachtnisskunst der Alten (1804), Von Aretin, System. Anleitung zur Theorie und Praxis der M. (1810); later Aimé Paris, Principes de la Mnémonique (7e dr. 1834), Jos. en Alexandre de Castilho, Traité de M. (5e dr. 1835) en Dictionnaire Mn. (5e dr. 1834). Verder zijn nog te noemen de Deen K. Otto (Reventlow) met zijn Lehrbuch der Mn. en Wörterbuch der Mn. (1844), die getallen stelt in plaats van zinnelijke voorstellingen, begrippen en woorden en Hermann Kothe, Katechismus der Gedachtnisskunst (6e dr. 1887), Dr. Hk. de Vries, Mechanisme van het Denken (2 dln., Amsterdam 1892.
Men zie verder het artikel GEHEUGEN.