Mantiek - (van het Gr. woord mantis, ziener; Lat. divinatio), bij de oude Grieken de kunst van waarzeggen in het algemeen; in het tegenwoordig taalgebruik alleen nog de door kunstmiddelen beproefde ontsluiering der toekomst, in tegenstelling met profetie of door goddelijke ingeving bewerkte voorspelling. Tot die kunstmiddelen behoort zoowel de aan dit doel gewijde studie der natuurverschijnselen (zie GEOMANTIE, HYDROMANTIE, PYROMANTIE, ASTROLOGIE, enz.) als andere manieren van uitlegging, zooals bijv. door het werpen van staven (zie RHABDOMANTIE), van het lot, van dobbelsteenen, kaarten en het raadplegen van afgestorvenen (zie NECROMANTIE) en geesten. Deze meer tot de toovenarij naderende, niet een vrijwillige openbaring van hoogere wezens (divinatie), maar een gedwongen ontsluiering van het lot beoogende methoden berusten op de wereldbeschouwing der oude Babyloniërs, volgens welke de wereld eigenlijk niet door een godheid willekeurig geregeerd zou worden, maar in haar loop een onveranderlijke, door den stand der sterren bepaalde voorbeschikking zou volgen. Daar nu alles in de wereld onderling en vooral met den mensch in de onmiddellijkste harmonie en wisselwerking zou staan, zoo mocht men (met voorbijgaan der godheid) hopen, uit den stand en de wisseling der dingen in de natuur onmiddellijk te zien, welken loop het lot der wereld en der menschen nemen zou.
De meeste der uit de oudheid overgeleverde methoden der M. waren reeds in het oude Chaldaea volledig opgesteld, en zooals in den nieuwsten tijd het onderzoek van het spijkerschrift bewezen heeft, hadden de Grieken en Romeinen volkomen gelijk met deze op bedrog gebaseerde wetenschap als een specifiek Chaldeesche te beschouwen. Toch staan met deze methoden in nauw verband de verschillende manieren van divinatie, zooals het waarzeggen uit de vlucht der vogels, de ingewanden der offerdieren, alsook met het uitleggen van droomen, die nog meer onmiddellijk op goddelijke ingeving berustten. Van alle methoden is thans nog het meest in gebruik het waarzeggen uit kaarten en uit koffiedik. Vergel.: Fr. Lenormant, La divination chez les Chaldéens (Parijs 1875); Bouché-Leclercq, Histoire de la divination dans l’antiquité (4 dln. ald. 1879—81); het grondigst is over de verschillende methoden der m. geschreven door den schoonzoon van Melanchthon, Kasper Peucer (Wittenberg 1553 en meermalen).