Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lichamelijke opvoeding

betekenis & definitie

Lichamelijke opvoeding - Aan de tot voor kort schromelijk verwaarloosde lich. opvoeding van het Nederlandsche volk wordt in de laatste jaren steeds meer aandacht geschonken. Dit is vooral van beteekenis, nu de economische strijd, welke thans op den Volkerenoorlog is gevolgd, voor het herstel van de vernielde economische fundamenten van de maatschappelijke samenleving de krachtige en eendrachtige samenwerking van het geheele, physiek sterke en gezonde volk vraagt. Het tekort aan productie moet worden ingehaald en dat wel onder de moeilijke omstandigheid, dat gelijktijdig verschillende sociale hervormingen, als een verkorte arbeidsdag, e. d. dit belemmeren, tenzij het geheele volk geschikt wordt gemaakt om in een zeer korten arbeidstijd zeer veel werk te verrichten. De volksopvoeding moet dan ook gericht worden op dit doel en daarvoor in de eerste plaats trachten de slechte eigenschappen uit ons volkskarakter, gemis aan vlotheid en gemeenschapszin en een groote tuchteloosheid, te doen verdwijnen.

Het best kan dit geschieden door verbetering van de lichamelijke opvoeding en van de opvoeding als sociale mensch. Het tegenwoordig, verouderd opvoedingssysteem is daartoe niet geschikt. Dit toch is allesbehalve alzijdig, houdt zich alleen bezig met de ontwikkeling van geheugen en begrip, en geeft naast een algemeene feitenkennis alleen een eenzijdige vakopleiding. Onze jongens zelf hebben gevoeld dat dit niet voldoende was, en zijn een twintigtal jaren geleden begonnen met de sportbeoefening.

Aanvankelijk werd dit met veel tegenzin begroet door de onderwijs-autoriteiten, die vreesden, dat de zoozeer vereerde, verstandelijke opvoeding in het gedrang zou komen. De breed uitgemeten nadeelen van de sport waren echter het gevolg van de slechte leiding en de onervaren, vrijgelaten jeugd. Spoedig werd van medische zijde de groote waarde van de sport aangetoond, en werden de sportbonden beter georganiseerd en vereenigd tot het Ned. Olympisch comité. — Ook van Regeeringszijde wordt in de laatste jaren meer aandacht geschonken aan de lichamelijke opvoeding. Bij Kon. Besluit van 9 Aug. 1917, No. 52 werd een Algemeen College van advies voor de lichamelijke opvoeding ingesteld, terwijl op de Staatsbegrooting voor het jaar 1919 voor het eerst een post voorkomt, teneinde subsidie te kunnen verleenen voor de inrichting van sport- en speelterreinen. Toch is het met de lichamelijke ontwikkeling van ons volk nog treurig gesteld. Het Verslag van de „Commissie inzake de lichamelijke ontwikkeling in het leger” geeft aan, dat slechts 1/3 van de leerlingen, welke lager onderwijs ontvangen, eenig onderricht in lichaamsoefeningen krijgt.

Bij het voortgezet lager onderwijs bedraagt dit aantal niet meer dan ± 20% van het totaal aantal leerlingen. Al even treurig is de toestand op Gymnasia, Hoogere Burgerscholen, Handelsscholen, Ambachtsscholen, enz., enz. Slechts 3% van de dienstplichtigen hebben, vóórdat zij in den militairen dienst komen, iets aan lichaamsoefening gedaan. Verbetering is slechts mogelijk, wanneer in de eerste plaats door wettelijke bepalingen behoorlijk onderwijs in lichaamsoefeningen aan alle scholen van lager, middelbaar, vak- en voorbereidend hooger onderwijs is verzekerd. De verstandelijke, lichamelijke en zedelijke opvoeding moeten op de scholen in methodisch verband tot een harmonisch opvoedingssysteem worden vereenigd. Ook van de rijpere, vooral van de schoolvrije, jeugd zal de lichamelijke ontwikkeling krachtig moeten worden bevorderd, waarvoor een voldoend aantal zweminrichtingen, sport- en speelterreinen en oefenlokalen zal moeten worden ingericht. Ook een betere opleiding van de leerkrachten en ruime Regeeringssubsidies aan de leidende Sportbonden zijn hiervoor noodzakelijk.

< >