Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Jupiter

betekenis & definitie

Jupiter - (astronomische teken ♃), de grootste planeet van het zonnestelsel : J. overtreft in massa alle andere planeten tezamen. De elementen der baan zijn (voor 1900) : halve groote as 5,20 astr. eenheden of 778 millioen K.M. ; eccentriciteit 0.0483 ; lengte van het perihelium 12° 43'.2 ; lengte van den klimmenden knoop 99° 25 .6 ; helling der baan op de ekliptika 1° 18'.5 ; siderische omloopstijd 4332 d. 14 u (11.86 jaren); synodische omloopstijd 398 d. 21 u. De afstand tot de zon varieert tusschen 740 en 815 millioen K.M., die tot de aarde tusschen 591 en 964 millioen K.M. De grootste middellijn der elliptische schijf, die een afplatting 1/16 vertoont, varieert tusschen 50" en 32" ; de ware middellijn van den equator is 142000 K.M. (iets meer dan het 11-voud van de aard-middellijn) ; de massa is 1/1047 van die der zon, of het 318-voud van die der aarde ; de gemiddelde dichtheid is 1.4 of 1/4 van die der aarde. De grootte van de schijf en de hooge waarde (0.66) van de albedo der oppervlakte maken J. tot op één na de helderste planeet (de helderste is Venus): bij gunstige opposities kan J. van de grootte — 2.5 zijn, d. i. ongeveer 2.5 maal zoo helder als de helderste ster des hemels, Sirius.

Reeds in een middelmatigen kijker vertoont de Jupiterschijf strepen, die evenwijdig loopen aan de lange as, derhalve aan den evenaar, en zeer veranderlijk zijn, terwijl tusschen, maar vooral op deze strepen tal van witte en donkere vlekken zichtbaar zijn, die als wolken in Jupiters dichte atmosfeer worden beschouwd. Meestal zijn deze vlekken sterk veranderlijk en lijden zij een kort bestaan (van één of meer dagen); soms echter zijn zij zeer bestendig, blijven maanden lang zichtbaar en stellen in staat den rotatietijd der planeet om haar as te bepalen : deze bedraagt voor den evenaar 9 u. 50.5 m.,maar is voor hoogere„jovicentrische” breedten aanmerkelijk langer (tot 9 u. 56 m.).

In 1878 werd de aandacht gevestigd op een groote ovale „roode” vlek in Jupiters Zuiderhalfrond, die waarschijnlijk al van 1831 af bestaan heeft en waarvan ook thans nog sporen zichtbaar zijn. Op nagenoeg dezelfde parallel wordt sedert een 20-tal jaren een donkere sluier waargenomen, die een iets snellere rotatie heeft dan de „roode vlek” en haar eens in de twee jaren inhaalt. Het is niet onmogelijk, dat sommige heldere Jupitervlekken eigen licht uitstralen: misschien is de planeet nog voor een groot deel gasvormig. Jupiter heeft 9 manen of wachters, die in twee groepen te verdeelen zijn. De nagenoeg cirkelvormige banen der 5 binnenste liggen vrijwel in het vlak der Jupiterbaan; de omloopstijden bedragen 0.489 d. (V), 769 d. (I), 3.551 d. (II), 7.155 d. (III) en 16.689 d. (IV). De soms sterk elliptische en sterk hellende banen der wachters VI—IX zijn nog zeer slecht bekend; hun omloopstijden bedragen ongeveer 266 d. 277 d., 740 d. en 1050 d. Gelijk V (door Barnard in 1892 ontdekt) hebben deze buitenste wachters geen namen; het zijn uiterst zwakke objecten, die alleen in zeer machtige instrumenten waarneembaar zijn. De wachters I—IV zijn daarentegen al in kleine kijkers, zelfs in een goeden binocle, te zien. Hun namen (4o, Europa, Ganymedes, Kallisto) zijn weinig gebruikelijk.

I, III en IV werden door Galilei 7 Januari 1610 ontdekt; Simon Marius (Mayr) ontdekte ze alle vier, onafhankelijk van Galilei, één dag later. Galilei noemde de vier ter eere van Cosimo II de’ Medici astra Medicea# Door de geringe baanhellingen geven deze vier tot talrijke merkwaardige verschijnselen aanleiding ; zij projecteeren zich op of verbergen zich achter de schijf, zij werpen hun schaduw op de planeet, of worden zelve door de schaduw van Jupiter verduisterd. Het was uit de eklipsen der Jupitersatellieten, dat Olaf Roemer den aberratietijd der zon bepaalde, waaruit de snelheid van het licht volgt, zoo men den afstand aarde—zon kent, deze afstand echter, zoo men de snelheid van het licht langs anderen weg heeft leeren vinden. De verschijnselen der vier heldere Jupiterwachters worden geregeld in de voornaamste Ephemeriden opgegeven. De afbeelding (zie de plaat bij „Planeten”) is een reproductie van een teekening van Dr. A. A. Nijland te Utrecht.Zuid is boven, Noord onder. De ovale Roode Vlek is op de schijf zichtbaar, alsmede de satelliet I (op den linker rand der schijf) en zijn gitzwarte schaduw.