Internationaal strafrecht. - Als grondbeginsel hiervan geldt, dat de rechter van ieder land geen andere wet toepast dan die van zijn eigen staat. De vraag waar, door wien of tegen welke rechtsbelangen een feit begaan moet zijn, om onder zijn berechting te vallen, kan volgens verschillende beginselen worden opgelost. Zoo verklaart het territorialiteitsbeginsel den rechter van het land, waar het feit begaan is, bevoegd; het actieve nationaliteitsbeginsel dien van het land, waartoe de dader behoort; het passieve nationaliteitsbeginsel dien van het land, welks rechtsbelangen zijn geschonden; terwijl ten slotte het universaliteitsbeginsel den rechter van elk land bevoegdheid geeft. Uitlevering kan voorkomen, dat wie een strafbaar feit beging aan de jurisdictie van iederen rechter ontsnapt. — Onze strafwet maakt onderscheid voor verschillende feiten.
Art. 2 stelt het territorialiteitsbeginsel voorop door te bepalen, dat de Nederl. strafwet toepasselijk is op ieder, die zich binnen het rijk in Europa aan eenig strafb. feit schuldig maakt. Art. 8 der wet houdende Algemeene Bepalingen zegt, dat ook verordeningen van politie verbindende zijn voor allen, die zich op het grondgebied van het Koninkrijk bevinden. Art. 3 Sr. breid.t de werking der strafwet uit tot ieder, die zich buiten het rijk in Europa aan boord van een Nederl. vaartuig aan eenig strafb. feit schuldig maakt. Het passieve nationaliteitsbeginsel vindt men terug in art. 4 Sr. ter bescherming van eenige aldaar' genoemde belangrijke specifiek Nederl. rechtsbelangen ook in het buitenland. Waar echter in dit art. ook zeeroof wordt genoemd, bij bestrijding waarvan niet juist ons land in het bijzonder belang heeft, komt het universaliteitsbeginsel tot uiting. In artt. 5 en 6 wordt het actieve nationaliteitsbeginsel gehuldigd voor de daar genoemde feiten, terwijl art. 7 het uitbreidt tot schipper en opvarenden van een Nederl. vaartuig, die zich buiten het rijk in Europa, ook buiten boord schuldig maken aan scheepvaartmisdrijven en -overtredingen. Art. 8 bepaalt, dat de toepasselijkheid van artt. 2—7 wordt beperkt door de uitzonderingen in het volkenrecht erkend (zie EXTERRITORIALITEIT).