IJsbeer - Ursus maritimus, het meest gevreesde roofdier van het Noordpoolgebied; hij is minder plomp dan de overige beren en heeft een spitsen kop met slanken snoet, verder een korten staart, en zeer breede pooten, wier teenen door zwemvliezen met elkander verbonden zijn. Men heeft ijsberen gedood, die een lengte hadden van 3 Meter. De kleur van de langharige pels is wit, eenigszins in het geel spelend. Op het land onzeker en langzaam in zijn bewegingen, zwemt en duikt de ijsbeer uitmuntend; ook op het ijs is hij zeer vlug.
Hij komt het menigvuldigst voor in Groenland, op Spitsbergen en Nova-Zembla; op ijsschollen meedrijvend komt hij tot op Ijsland, op de Siberische Noordkust en in de streken der Hudsonbaai. Hij is, gedeeltelijk tengevolge zijner woonplaats in het hooge Noorden, waar bijna alle plantengroei ontbreekt, een vleesch-etend dier; visch en waterzoogdieren zijn zijn gewone voedsel; den mensch valt hij slechts aan, wanneer hij gewond of woedend is, doch hij is alsdan, vooral op het ijs, waarop hij zich sneller en zekerder beweegt dan de mensch, een gevreesde vijand. Het is overigens een zeer slim dier, met scherpe zintuigen. Hij houdt geen winterslaap, gelijk sommigen hebben beweerd. De paring heeft plaats in April tot Mei en de dracht duurt 8 maanden, zoodat in Dec. of Jan. de jongen geworpen worden.
De ijsberen paren vruchtbaar met den bruinen beer. In de poolstreken wordt ijverig jacht gemaakt op den ijsbeer. In gevangenschap kan hij lang in het leven worden gehouden. Zie plaat Arctische Fauna, fig. 1.