Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hottentotten

betekenis & definitie

Hottentotten - een der volksstammen van Z.-Afrika. Vroeger waren zij over een aanzienlijk deel van Z.-Afrika verbreid, maar later zijn zij door de naar het Z. en Z.W. voortdringende Kafferstammen tot in den uitersten Z.W.-hoek van Afrika teruggedrongen. En ook daar werden zij niet met rust gelaten, maar hadden den druk te verduren van de steeds meer Noord- en Noordoostwaarts veldwinnende Boeren. Het gevolg is geweest, dat de Hottentotten als volk ten Z. van de Oranje-rivier verdwenen zijn.

Men vindt nog Hottentotten-stammen in het vroegere Duitsch-Zuidwest-Afrika, maar ook hier is hunne organisatie tengevolge van den krijg tegen de Duitschers (1904—1906) grootendeels te niet gegaan. Overal elders zijn zij, geïsoleerd en zonder herinnering aan hun nationaliteit, in dienst der blanke bevolking getreden. Toen de Boeren in 1652 de Zuidpunt van Afrika in bezit namen, waren de Hottentotten veefokkers. Hunne woningen waren halve-bolvormige hutten, bestaande uit een geraamte van takken overdekt met huiden of matten. Zij droegen een grooten mantel van huid en een schort van hetzelfde type.

Zij waren gewapend met pijl en boog, speer, knuppel en werphout. De H. worden dikwijls verward met de Boschjesmannen, met wie zij toch niet zoo heel veel gemeen hebben. Zij zijn veel grooter en ook nog lichter gekleurd dan de B. Ook komt de steatopygie meer bij H. dan bij Boschjesmansche vrouwen voor. Hun taal is wel met het Boschjesmansch verwant, maar het is een zeer verre verwantschap. Voorloopig doet men wel de H, als een afzonderlijk ras te beschouwen. — Zie G. Fritsch, Die Eingeborenen Südafrikas, Breslau 1872; G. W. Stow, The native Races of South Africa, Londen 1905.

< >